(behandelde, heeft behandeld)
1. in de handen nemen, hebben, hanteren : dat moet je voorzichtig -.
2. met de handen bewerken; boter -.
3. uitvoeren ; dat beeld is wondervol behandeld.
4. verzorgen : een patiënt -.
5. bespreken, beschrijven : een onderwerp kies -. Syn. Bewerken (4).
6. berechten, verdedigen ; een zaak voor de rechtbank -.
7. afdoen : een zaak mondeling -.
8. zich op een bepaalde wijze ten opzichte van iemand of iets gedragen : iemand uit de hoogte -; behandel de dieren met zachtheid. →: ei. Syn. bejegenen.