('wijzər) m. (-s)
I. Eig. hij die wijst.
II. Metf.
1. Algm. toestel enz. om iets aan te wijzen (alleen in samenstellingen) : weg-, wind-, zonnewijzer; bladwijzer.
2. Inz. naald om iets aan te wijzen : de grote, kleine van een →: horloge; de minuut-, sekonden-, uurwijzer; de -. het -tje rond slapen, 12 uur aan één stuk slapen.