Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Begin

betekenis & definitie

o., g. mv.,

1. het allereerste deel van iets dat zich voortzet of uitstrekt in de ruimte of in de tijd, punt vanwaar iets uitgaat: in den beginne schiep God Hemel en Aarde; een begin met iets maken, beginnen; (ook) voorbereidende maatregelen nemen; — tegen het begin van de voorstelling; van den beginne aan; — alle begin heeft een einde, aan alles komt een einde; dat is een begin zonder einde, daarvan is het einde niet te overzien; (ook) dat keert telkens terug; ik zie wel een begin, maar geen einde; — alle begin is moeilijk, in den beginne heeft men vaak met moeilijkheden te kampen, (ook) alles eist overleg; — een goed begin is het halve werk, wat flink en met overleg aangepakt wordt, vordert gemakkelijk; — een goed begin, dat een goede voortzetting doet verwachten;
2. bij uitbr.: het eerste gedeelte: het begin van die laan is prachtig; in het begin van het boek; — een begin van bewijs, iets dat tot uitgangspunt voor een bewijs kan dienen; — dit is pas een begin, het volgende zal nog groter, beter enz. zijn;
3. oorsprong, bron: zelfkennis is het begin van alle wijsheid.