Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Of

betekenis & definitie

vw.,

1. ter verbinding van twee zinnen of zinsdelen die elkaar uitsluiten en waarvan er slechts een aan de werkelijkheid kan beantwoorden: het is dag of het is nacht; hij wil overwinnen of sterven; — deze of gene, enig persoon, wie ook ; — de een of ander, enig mens, iemand; — het een of ander, enig ding, iets; — een of ander, enig; — nu of dan, vroeg of laat, eens, wanneer ook; — min of meer, enigermate ; — zwijgl ... of (zwijgt gij niet) ik zal het je inpeperen ; — let op hetgeen ik je zeg, of meen je alles alleen te weten; — een pond of drie, ongeveer drie pond; een man of acht; een dag of wat, enige weinige dagen;
2. ter verbinding van een verklarend zinsdeel aan een ander: de Zebra of Kaapse ezel; de abeel of witte populier;—
3. in zinnen welker inhoud door een ontkenning in de voorzin beheerst wordt: er is geen mens, of hij moet sterven; ik kom nergens, of ik hoor er over spreken; die tak is niet zo hoog, of ik kan er bij; het scheelde weinig, of hij was gekozen ; pas waren wij de deur uit, of het begon te regenen; ik weet niet beter, of hij is springlevend;
4. in voorwaardelijke bijzinnen, indien, voor het geval dat: of ge potlood en papier ter hand hadt, ik schetste u hoe Jan uit vrijen ging (Potgieter); ik ben haar moeder, of je ’t niet wist;
5. in toegevende bijzinnen, al, hoewel, hoezeer: of je roept of schreeuwt, ik doe toch niet open; je moet het doen, of je wilt of niet; of ik al riep, er kwam niemand;
6. in vergelijkende zinnen bij schijnbare overeenkomst, alsof: hij stond te kijken, of hij geen tien kon tellen; hij deed, of hij mij niet hoorde; ’t is of je doof bent;
7. grammatisch-verbindend vw., in bijzinnen welker inhoud als twijfelachtig gedacht wordt: ik twijfel, of hij komen zal; ik weet niet, of ik het u reeds gezegd heb ; het is onzeker, of hij het doen zal; ik zal eens gaan horen, of het waar is; weet gij ook, of hij komen zal? — in elliptische zinnen: ik zal eens wachten, (en zien) of hij het doet; of je mij begrijpt, eig. ik weet niet, of enz.;
8. in gemeenzame spreektaal achter andere vraagwoorden : ik weet niet, wie of het gedaan heeft; wanneer of je komt, je bent altijd welkom;
9. bij verzwegen hoofdzin: of hij nog leeft?; of hij nog zal komen? ik zou wel eens willen weten, of enz.;
10. als sterke bevestiging: of ik blij ben! (hoe kunt ge nog vragen, of enz.); heb je er lust in? of ik! en of! — kom je ook? en of!