gemeente in Overijsel, ligt aan de IJsel en aan de spoorlijnen Zwolle - Arnhem en Amersfoort - Oldenzaal, is 1433 ha groot en telt (1946) 43.100 inw., van wie (1930) 51 pct Prot., 21 pct R.K. en 27 pct onkerkelijken. Deventer is een van de mooiste steden van Nederland.
Het bestaat uit een oude kern, door wallen omgeven, die thans tot plantsoenen zijn gemaakt, en een aantal nieuwe wijken, vooral aan de N. en O. zijde. De oude stad ligt op 8-9 m hoge gronden, veilig voor overstromingen; het hoogste deel heet „de Berg”. Het centrum van de oude stad wordt gevormd door de markt, de Brink geheten, met de in 1528 gebouwde Waag, en enkele mooie gevels. Ten W. van de Brink ligt het oudste deel van Deventer, dat o.m. de St Lebuïnuskerk (15de eeuw), de Broerenkerk (14de eeuw), het 17de-eeuwse stadhuis en het in 1632 voltooide Landshuis (voorheen vergaderplaats van de Gedep. Staten, thans politiebureau) bevat. Ten Z.O. van de Brink bevindt zich het hooggelegen (14 m) bergkwartier met de van twee torens voorziene Bergkerk (12de eeuws) en een deel van de oude ommuring, welke bij de oorlogshandelingen in 1945 is blootgekomen en thans zal worden gerestaureerd. Verder bezit de stad tal van mooie oude gevels. In het stadhuis is de Athenaeum Bibliotheek ondergebracht, daterend uit de 14de eeuw en een groot aantal handschriften en wiegedrukken bezittend. De stad bezit tal van inrichtingen voor middelbaar onderwijs, w.o. de Middelbare school voor tropische landbouw, een Landbouwhuishoudschool (zie Dedemsvaart) en een kantongerecht. Deventer heeft een belangrijke industrie, w.o. de Koninklijke Tapijtfabriek, een ijzergieterij, een capsule-, een rijwielfabriek, een fabriek van staaldraadmatrassen, enige vleeswarenfabrieken, meelfabriek, koekfabriek, sigarenfabrieken, katoenspinnerij en -weverij, chemische (schrijflinten, schoensmeer) en pharmaceutische fabrieken, meubelfabriek e.a. en een houtzagerij. Vooral de Deventer koek is zeer bekend. Over de IJsel liggen een vaste brug voor het doorgaand wegverkeer die tevens naar het wandelpark de Worp leidt, en een spoorbrug.Geschiedenis
Evenals van veel andere steden is van Deventers oudste geschiedenis weinig bekend. In de heiligenlevens, die de kerstening van deze streken behandelen, wordt gezegd dat Lebuïnus aan de oostzijde van de IJsel, op een laats „Daventre”, een kerk heeft gesticht. In 877 lijkt de abdij St Bertin in Frankrijk, en in 893 de abdij Prüm, hier grondbezit te hebben; in 882 hebben de Noormannen de plaats geplunderd. De vestiging werd in die dagen „portus” geheten, d.w.z. het was nog niet zozeer een stad als wel een handelsnederzetting. In 956 heet het voor het eerst „civitas”, d.i. stad. De plundertochten van de Noormannen hebben de bisschop in 858 uit Utrecht verdreven; hij nam aanvankelijk zijn toevlucht in St Odiliënberg en daarna in Deventer; pas in 918 werd Utrecht opnieuw bisschoppelijke residentie. Behalve verblijfplaats van de Utrechtse bisschop was Deventer rijksstad; men had er een rijkstol, een rijksmunt en er werd namens de koning recht gesproken. In 1046 heeft koning Hendrik III Deventer met deze rechten en het omliggende graafschap in de gouw Hamaland aan de bisschop van Utrecht geschonken (zie Overijsel, geschiedenis). Sindsdien heeft Deventer zich snel ontwikkeld, al schijnt pas in de loop van de 12de eeuw een ommuring tot stand gekomen te zijn: ca 1180 werd de stad tweemaal belegerd en was zij dus ommuurd.
Deventer heeft nooit op een bepaald ogenblik stadsrecht van de bisschop gekregen. Het bezat een van lieverlede gegroeid gewoonterecht, dat al lang een zekere ontwikkeling had bereikt, toen bisschop Willebrand in 1230 aan Zwolle het recht gaf, dat zijn voorgangers aan Deventer hadden geschonken. Dit is een formule, waarbij de bisschoppen de eer aan zich hielden; men dient er onder te verstaan het recht in Deventer, waarvan zij de ontwikkeling, zo niet bevorderd dan toch in elk geval geduld hadden. Dit recht werd voor lange tijd het voorbeeld voor andere Overijselse steden, die in de Deventer magistraat ook het college zagen, tot wie men zich om advies kon wenden alvorens vonnis te wijzen (hofvaart) of tot wie men zich in hoger beroep richten kon van uitspraken, gewezen door de schepenbanken van die kleinere steden.
Gedurende de middeleeuwen was Deventer na Kampen de voornaamste handelsstad aan de IJsel, met levendige handelsbetrekkingen op de Oostzee. De stad behoorde dan ook al vroeg tot de Hanze en nam in de tweede helft van de 14de eeuw een actief aandeel in de strijd van de Hanze tegen Denemarken om de vaart door de Sont vrij te houden.
Aan de veelvuldige binnenlandse twisten nam het in zoverre deel, dat het de bisschop van Utrecht in de 14de eeuw ijverig steunde tegen de roofadel, zowel in het Oversticht als in het Westfaalse grensgebied; in het midden van de 15de eeuw verzette het zich evenwel tegen David van Bourgondië, want een al te grote macht van de bisschop verlangde Deventer niet. Het moest ten gevolge van zijn daadwerkelijk verzet tegen bisschop David in 1456 door de troepen van Philips de Goede worden veroverd. Op cultureel gebied was de 14de eeuw belangrijk, omdat toen Geert Groote hier leefde en werkte, die als stichter van de Moderne Devotie vernieuwing bracht op religieus gebied. De talrijke huizen van de Broeders en Zusters des Gemenen Levens waren daarvan het resultaat.
In de 15de eeuw begon de eigen handel ernstig achteruit te gaan en toen werd Deventer met zijn vijf jaarmarkten tot een marktstad van betekenis voor de omgeving. De invloed van de stad is dan tot diep in Westfalen, Thüringen en Kleef waar te nemen. In de 16de eeuw waren er veel aanhangers van de Hervorming, mede door de geest, die er op de beroemde Latijnse school heerste; toch merken we niet van ernstige onlusten bij de Beeldenstorm. Het is volgens de nieuwe kerkelijke indeling van 1559 de zetel geworden van een bisschop, die er bleef totdat de Spaanse troepen de stad moesten verlaten. Dat gebeurde pas met de aansluiting van Overijsel bij de Unie van Utrecht, want hoewel in de plannen van prins Willem I in 1568 en 1572 steeds een verrassing van Deventer op het programma stond, bleef deze stad trouw aan de centrale regering en verzette zich ook in 1572 tegen de pogingen van Willem van den Bergh om haar voor Oranje te veroveren. De landvoogd zorgde er bovendien voor de belangrijke overgang over de IJsel goed bezet te houden. Eerst in Nov. 1578 werd het koninklijk garnizoen door Rennenberg verjaagd, maar 28 Jan. 1587 verried de Engelse officier Stanley de stad en speelde haar voor geld in handen van Parma (zie Farnese, Alexander), wiens troepen pas in 1591 na een beleg van tien dagen door prins Maurits de stad moesten ontruimen (30 Mei).
Van grote betekenis was Deventer in de 17de eeuw niet, al bleef het een van de belangrijkste steden en vestingen in het O., beroemd ook om de Latijnse school en het Athenaeum, dat dank zij het initiatief van Anna van Twickelo en haar zoon Balthasar Boedeker in 1630 tot stand is gekomen. De stad speelde geen bijzondere staatkundige rol; slechts dient te worden vermeld, dat de gilden iets meer invloed op het bestuur hadden dan overal elders (zie gilde). In 1672 viel het na een hevig bombardement in handen van de Munstersen. In de Patriottentijd stond het overtuigd aan de zijde van Van der Capellen tot den Pol.
MR G. J. TER KUILE JR
Lit.: J. Revius, Daventriae illustr. libri sex (L. B. 1651); J. Lindebornius, Historia sive notitia episcopatus Daventriensis (Col. Agr. 1670); A. Moonen, Korte Chronyke der stadt Deventer (Dev. 1688); G. Dumbar, Het kerkelijk en wereltlijk Deventer (Dev. 1732-1788, 2 dln); J. Ph. Ver Loren, Lebuïnus en zijne stichting te Deventer. Werken Ov. Regt en Gesch. (Zwolle 1885); F. Buitenrust Hettema en A. Telting, Een bezoek aan een Nederlandsche stad in de 14de eeuw (’s-Grav. 1906); J. C. van Slee, De Illustre School te Deventer 1603-1878 (’s-Grav. 1916); Z. W. Sneller, Deventer, die Stadt der Jahrmärkte, in: Pfingstblätter des Hansischen Geschichtsvereins, XXVII (Weimar 1936); H. Kronenberg, Deventer topographie (Overdruk Deventer Courant, z. j.); R. Schuiling, Deventer, in „Overijssel” (Deventer 1931), blz. 590-633; (B. van’t Hoff), Kroniek der stad Deventer (’s-Grav. 1939); Geert Groote’s geboortedag te Deventer herdacht, 16 Oct. 1940 (Deventer 1940); R. R. Post, De moderne Devotie. Geert Groote en zijn stichtingen. Patria, dl XXII (A’dam 1940); G. J. Lugard, Deventer (1949, Heemschutserie, 63).
Kunsthistorisch
Het belangrijkste monument van de kerkelijke gebouwen is de St Lebuïnus- of Grote Kerk, die, reeds in 768 gesticht, meermalen verwoest en in 1235 en 1334 door brand geteisterd werd. Door verbouwingen in de 15de en 16de eeuw kwam een indrukwekkende Gothische hallenkerk tot stand. Het driebeukige schip is in bak- en bergsteen opgetrokken; een Romaanse crypt uit het einde der 11de eeuw is bewaard gebleven. In 1463 werd een begin gemaakt met de bouw van een nieuwe toren aan de zuidelijke kant van de westzijde. Aan de zuidzijde van het schip bevindt zich een uitgebouwde rechthoekige kapel. Aan de N.W. zijde verrees een afzonderlijke parochiekerk, de Mariakerk, in 1252 vermeld, in de 15de en 16de eeuw verbouwd, waarvan, na een gedeeltelijke sloping in de 17de eeuw, nog aanzienlijke resten over zijn. De St Nicolaas- of Bergkerk, welke waarschijnlijk aan het eind van de 12de eeuw gesticht en in de 15de eeuw grondig verbouwd werd, is een gedeeltelijk uit tuf-, gedeeltelijk uit baksteen, met toepassing van Bentheimersteen opgetrokken kruiskerk. De tegenwoordige R.K. St Lebuïnus- of Broerenkerk werd in 1338 door Eleonora van Engeland gesticht als kloosterkerk van de Minderbroeders. Het was aanvankelijk een vrij eenvoudig bakstenen bouwwerk met een driebeukig schip, dwarspand en koor. In de loop der eeuwen is zij echter herhaaldelijk verbouwd.
Het voornaamste wereldlijke openbare gebouw, het Stadhuis, reeds in 1347 vermeld, werd meermalen tot aan het einde van de 17de eeuw toe verbouwd. Het is een complex van gebouwen bestaande uit een hoofdgebouw met een indrukwekkend zandstenen front aan het Grote Kerkhof (1693-1695), naar ontwerp van Jacob Roman, een langgerekte zijvleugel aan de Polstraat uit 1662 door Philip Vinckeboons II en een achter-gebouw met vierkante traptoren. In de raadzaal bevindt zich een schilderij door Gerard Terborch (werkzaam in Deventer van 1654 tot aan zijn dood in 1681), voorstellende de Deventer Magistraat, geschilderd in 1667. De Waag is een schilderachtig bouwwerk in bak- en bergsteen met drie verdiepingen en kelder op een rechthoekig grondplan. De voorgevel van het voormalige Landshuis, nu Politiebureau, uit 1632, behoort tot een van de rijkste Renaissancegevels in het Oosten van Nederland. Een bijzonder fraai koopmanshuis op de Brink is het huis „De Drie Haringen”, anno 1575, met een voorgevel in de trant van Vredeman de Vries. Het gebouw behoort thans tot het museum de Waag.
H. M. CRAMER
Lit.: F. A. Hoefer, Mededelingen over de monumenten van Deventer, in Bulletin Oudheidkundige Bond (Den Haag 1911), blz. 111-170; Voorloopige Lijst der Nederlandsche Monumenten van Geschiedenis en Kunst, VII (Den Haag 1923), De provincie Overijsel, blz. 22-51; F. A. J. Vermeulen, Handboek tot de Geschiedenis der Nederlandsche Bouwkunst, dl I (Den Haag 1928) en dl II (Den Haag 1931); E. H. ter Kuile, Deventer Monumenten, in Oudheidkundig Jaarboek, VIII (Den Haag 1939), blz. 55-60, 13 afb.; Gerh. J. Lugard Jr, Deventer (Heemschutserie dl 63, Amsterdam 1949), met uitvoerige literatuuropgave.