is de naam van een vorstelijk Italiaans geslacht, waarvan reeds melding gemaakt wordt in de 11de eeuw. Het is een geslacht van grondverzamelaars en condottieri, echte feodalen, die over ’t algemeen in Italië aan de zijde van de Welfische partij stonden.
Door huwelijken hebben zij zich meer en meer opgewerkt, en zich eindelijk te Rome zelf een machtige positie verworven, dank zij hun verwantschap (aangetrouwd) met de Caetani.De grootheid van het geslacht dagtekent vooral van Alessandro Farnese, die onder de naam van Paulus III* (1534-1549) de pauselijke stoel beklom. Deze verhief zijn onechte zoon Pietro Luigi (19 Nov. 1503 - 10 Sept. 1547) tot hertog van Castro, Ronciglione en Nepi en in 1545 tot hertog van Parma en Piacenza en legde daarmee de grondslag voor de macht van het vorstengeslacht van de Farnese-Parma, dat tot 1731 in dit hertogdom regeerde, waarna door het huwelijk van Elizabeth* van Parma met Philips V* van Spanje, het huis Bourbon* hier aan de regering kwam.
De naam Farnese staat in verband met beroemde kunstwerken. Het paleis Farnese, door Paulus III reeds vóór het aanvaarden van de pauselijke waardigheid naar het ontwerp van Antonio da San Gallo gesticht, vormt een markant vierkant aan het Farneseplein te Rome. Het werd voltooid door Michelangelo en Giacomo della Porta. Het behoort tot de fraaiste paleizen te Rome. Na het uitsterven van het geslacht Farnese verviel het aan Karel III, koning van Napels, en in 1861 werd het .betrokken door de verjaagde vorst Frans II. Het is tegenwoordig de Franse ambassade. De antieke beelden, vroeger de roem van dit paleis, bevinden zich thans meest in het museum te Napels. Hoogst merkwaardig is de gaanderij met de fresco’s van Annibale Carracci*, het belangrijkste kunstwerk van deze beroemde schilder. De villa Farnesina werd gebouwd van 1509-1511, waarschijnlijk door Peruzzi en Rafaël, voor Agostino Chigi, en is vooral bekend door de fresco’s van Rafaël. Verdere schilderingen zijn van Sebastiano del Piombo, Baldassare Peruzzi en Sodoma. Sinds 1927 is de villa eigendom van de staat; onder het fascisme zetel der Academie.
De Famesische tuinen op de Palatijnse heuvel, waar zich vroeger de paleizen van Tiberius, Caligula en de Flavii verhieven, zijn door Napoleon III aangekocht, die er, later door de Italiaanse regering voortgezette, opgravingen heeft laten doen. Het rijke Farnesische archief te Napels is in 1943 door de Duitsers vernield.
Lit.: F. de Navenne, Rome, Le Palais Famèse et les Farnèse (Paris 1914); Ant. Valeri, I Famese (Firenze 1934); R. Förster, Famesina-studien (1880); A. Weese, B. Peruzzis Anteil an dem malerischen Schmuck der Villa F. (1894).