Nederlands psychiater (Zwolle 1 Sept. 1848 - Amsterdam 16 Febr. 1916), studeerde te Utrecht en te Amsterdam in de geneeskunde, werd in 1879 1ste geneesheer en waarnemend directeur, in 1883 geneesheer-directeur van het Buiten-Gasthuis te Amsterdam, en in 1892 geneesheer-directeur van het gesticht Meerenberg (thans Prov. Ziekenhuis nabij Santpoort), in 1905 inspecteur van het Geneeskundig Staatstoezicht op krankzinnigen en krankzinnigengestichten.
Hij behoort met Everts en Persijn tot de eersten, die in Nederland het no restraint-systeem bij de behandeling van krankzinnigen met kracht hebben doorgezet. Ook organiseerde hij het moderne ziekenverplegingswezen en stichtte te Amsterdam het Wilhelmina-Gasthuis.Bibl.: Handboek der krankzinnigenverpleging (1897, met G. C. van Walsem); Gedenkschrift van het 50-jarig bestaan van het gesticht Meerenberg (1899); Krankzinnigenverpleging in de eerste helft der vorige eeuw (1901).
Lit.: Ned. Patriciaat II (1911); N. T. v. G. LX, 1, 9 (26 Febr. 1916); M. J. Mesdag, Bibliogr. v. d. werken op het gebied van de neurologie (1922); Een eeuw krankzinnigenverpleging. Gedenkboek Prov. Ziekenh. nabij Santpoort (1949).