Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Willem geertrudus cornelis BYVANCK

betekenis & definitie

Nederlands filoloog (Amsterdam 10 Nov. 1848 ’s-Gravenhage 6 Dec. 1925), werd in 1865 te Leiden student in de letteren. Na twee jaar (1868-1870) huisleraar te Rotterdam te zijn geweest, werd hij benoemd tot leraar in de geschiedenis en aardrijkskunde aan de H.B.S. te Leiden.

Daar beëindigde hij zijn studie en promoveerde in 1879 op een dissertatie Studia in Ti. Gracchi historiam. Datzelfde jaar werd hij tot leraar aan het gymnasium te Leiden benoemd, waar hij van 1884 af ook Nederlandse taal- en letterkunde onderwees. In die tijd begon hij zijn literaire essays. In 1874 waren zijn eerste artikelen in de te Semarang verschijnende Locomotief gepubliceerd, over internationale politiek, geschiedenis en letterkunde.

Enkele jaren later verschenen in Los en vast, waaraan hij van 1879-1883 medewerker werd, zijn reisnovellen. Ook de Neaerlandsche Spectator nam werk van hem op. Hij reisde sindsdien veel, door Zwitserland, Tirol, Frankrijk, Scandinavië en Engeland. Door zijn opmerkelijke kennis van de Franse literatuur, waarvan o.a. zijn studies over Villon getuigden, verwierf hij zich vele bewonderaars en vrienden in Frankrijk.

In 1895 werd hij directeur van de Koninklijke bibliotheek. Met ernst en toewijding heeft hij daar zijn ideaal nagestreefd: van de K.B. een nationaal cultuurcentrum te maken en een der belangrijke bibliotheken van Europa. De handschriftenafdeling werd methodisch uitgebreid, de aankoop van boeken geschiedde met veel zorg, een nieuw bijgebouw bracht een belangrijke uitbreiding van magazijnruimte en een grotere leeszaal, een reeks van gedrukte catalogi zag het licht, een documentatie-afdeling werd opgericht en plannen tot inrichting van een boekmuseum voorbereid. Toch is ondanks dit alles Byvanck’s bibliothecariaat door een zeker gebrek aan organisatorische gaven, dat vooral in de latere jaren bleek, enigszins teleurstellend geweest.

Van 1893-1906 was hij mederedacteur van De Gids, waarvoor hij het Buitenlands Overzicht schreef en waarin vele artikelen over letterkunde en geschiedenis werden geplaatst, die later ook als afzonderlijke werken zijn uitgegeven. Op het einde van 1905 zag hij zich genoodzaakt uit de Gids-redactie te treden. Vooral zijn Fruin-studies hadden hem vele vijanden bezorgd. Van 1911 af werden Byvanck’s artikelen over geschiedenis en politiek in De Nieuwe Courant gepubliceerd.

In 1921 trad hij als directeur der K.B. af.Bibl.: Poëzie en leven in de 19de eeuw, studiën op het gebied der letterkunde (Haarlem 1889); Parijs 1891, notities (Leiden 1891; ook in het Frans Un Hollandais à Paris en 1891); Hoofdstukken onzer geschiedenis. De jeugd van Isaac da Gosta (2 dln, Leiden 1894-1896); Literarische en historische studiën (Zutfen 1918); Bataafsch verleden (Zutfen 1917); Bewogen tijden (4dln, Zutfen 1916-1919); Vaderlandsche figuren op den overgang der 18de eeuw (’s-Gravenhage 1927)-.Zie verder A. J. de Mare, Lijst der geschriften van Dr W. G.

G. Byvanck 1874-1925 (’s-Gravenhage 1926).

Lit.: F. J. W. Drion, Levensbericht in Handelingen van Maatsch. d.

Ned. Lett. (1926-27), blz. 62-85; L. Brummel, Geschiedenis der Koninklijke Bibliotheek (Leiden 1939), blz. 186 w.

< >