hoofdplaats van de residentie en van de provincie Midden-Java (propinsi Djawa Tengah). De stad telde in 1940 ca 250.000 inw. en was de 3de haven van Java.
In verband met het drukke handelsverkeer was herhaaldelijk het plan opgekomen Semarang een veilige zeehaven te verstrekken.Bezwaren van technische en financiële aard, voortvloeiend uit de omstandigheid dat de kuststrook voor de stad een gebied van voortdurende aan- en opslibbing vormt, hebben de verwerkelijking van dit plan in de weg gestaan. Laden en lossen geschieden nog steeds op een rede die in de westmoesson uiterst onrustig kan zijn. Als woonstad is Semarang zowel voor de inheemse als niet-inheemse bevolking aantrekkelijker gemaakt door kampongverbetering, demping van moerassen, verbetering van de afwatering der laaggelegen stadsgedeelten, uitbreiding van de stad door de bebouwing van het zgn. Heuvelterrein of Nieuw-Tjandi (100 m boven zee), waterleiding enz. De oude stad is zakenkwartier gebleven. Velen, die daar hun werk hadden, vestigden zich langs de grote weg naar Salatiga in of nabij het plaatsje Oengaran (320 m boven zee).
Op ca 7 km van het middelpunt der stad ligt het vliegveld Simongan. Over de betekenis van Semarang als bestuurscentrum en havenstad in het nieuwe Indonesië is slechts weinig bekend.