Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Tirol

betekenis & definitie

Oostenrijks „Bondsland” in het bergachtige W. van het land, groot 12 649 km2, telt (1951) 426 500 inw. In het N. wordt het Bondsland Tirol begrensd door het Duitse Beieren, in het Z. door Italië en Zwitserland, in het W. door het Bondsland Vorarlberg en in het O. door het Bondsland Salzburg.

Het gehele gebied wordt van W. naar O. doorsneden door de hoofdketen van de Alpen, maar de hoogste top, de Ortler (3902 m), ligt op Italiaans grondgebied. Andere berggroepen zijn de Oetztaler Alpen (Wildspitze, 3774 m), ook ten dele in Italië, de Stubaier Alpen (Zuckerhütl, 3511 m) en de Zillertaler Alpen (Hochfeiler, 3523 m). Deze laatste groep vormt de verbinding van de Raetische Alpen in Zwitserland en de Hohe Tauern (Grossglockner, 3798 m) in het O. van Tirol. De Hohe Tauern vormen de waterscheiding van de Inn in het N. en de Drave en Adige in het Z. Het noordelijk gebied wordt ook afgewaterd door de Ill en de Bregenz, die beide in het Meer van Konstanz uitmonden, dat de N.W. grens vormt. Het land bezit vele minerale bronnen en vandaar ook badplaatsen. Het klimaat is streng in het hooggebergte, maar in de dalen kan het warm zijn. De gem. jaartemp. van Innsbruck is 8 gr. C. en er valt ca 870 mm neerslag per jaar. De boerenbevolking houdt vee op de alpenweiden; ook de bosbouw is van belang. Vooral na Wereldoorlog II is het toerisme sterk toegenomen en een deel van de geheel R.K. bevolking vindt hierin een bestaansbron. Er zijn loodmijnen bij Landeck en de zoutmijnen van Halle (bij Innsbruck) zijn beroemd. De industrie is onbelangrijk; fruit-in-blik en tabak worden geproduceerd.Geschiedenis

Tot ca 1000 weet men weinig van de geschiedenis van Tirol. Na de Volksverhuizing was het land verdeeld tussen Beieren, Langobarden en Rhaetiërs. Sedert 591 kan men een bisdom in Säben bij Klausen constateren, waar de kerstening van uitgegaan is. In de 11de eeuw zijn er ook bisschoppen in Brixen en Trente, die autochthone edelen met de grafelijke rechten in hun gebieden belenen. Zo werden de graven van Tirol, die hun stamburcht in de buurt van Meran hadden, de beheersers van Bozen en het Eisackdal en kregen in 1120 ook de Vintschgau. In 1233 vererfden deze bezittingen aan de graaf van Görz, Meinhard I, de stamvader der zgn. Meinhardingen. Meinhard II (12581295), die sedert 1286 ook hertog van Karinthië was, veroverde het dal van de Boven-Inn en dwong de bisschoppen van Brixen en Trente zijn heerschappij te erkennen, al bleven zij in naam ook onder de keizer staan. Nu was het land Tirol eigenlijk pas ontstaan. In 1363 stond Meinhards kleindochter Margaretha „Maultasch” echter Tirol aan de Habsburgers af. Evenwel werd het land nog van 1379~1490 en van 1564-1665 door eigen Habsburgse landvorsten geregeerd. De positie der boeren was in vergelijking met elders niet slecht. In de Tiroler landstenden, die men van de aanvang der 16de eeuw af constateren kan, waren niet alleen edelen, geestelijken en steden, maar ook boeren vertegenwoordigd. De macht der landheren over de boeren was beperkt. Toch sloeg ook de Boerenoorlog van 1525 naar Tirol over. De Hervorming vond met name in de steden aanhangers, maar werd in de tweede helft der 17de eeuw uitgeroeid. De„Reichsdeputationshauptschluss” van 1803 seculariseerde de bisdommen. Door de Vrede van Presburg (26 Dec. 1805) kwam Tirol aan Beieren. De kerkelijke hervormingen door de Beierse administratie, de dienstplicht en de waardevermindering van het geld hadden de opstand van 1809 onder Andreas Hofer en de Capucijn Haspinger tot gevolg. Na de onderdrukking daarvan werd het land verdeeld onder Beieren, Italië en Illyrië. Van 1814 af behoorde Tirol weer tot de Oostenrijkse monarchie. In 1918 kwam Zuid-Tirol aan Italië (thans vormend het Italiaanse landschap of compartimento Venezia Tridentina en verdeeld in de provinciën Bolzano en Trentino),de rest werd een bondsstaat van de republiek Oostenrijk.

Lit.: Acta Tirolensia, Urkundl. Quellen z. Gesch. T., 2 dln (Innsbruck 1886-1899); J. Egger, Gesch. T.’s, 3 dln (1872-1880); Wopfner, Geschieht!. Heimatk. T. (1926); Paul Herre, Die Südtiroler Frage. Entstehung u. Entwickl. e. europäischen Problems (München 1927); O. Stolz, Die Ausbreitung des Deutschtums in Süd-T., 4 dln (i927-34); Idem, Das Land T. als politischer Körper (1934); A. Lichthaler, Handb. d. Gesch. T.’s (936), Idem, Tiroler Urkundenbuch, I (1937); Idem, Gesch. des T. (1948).

< >