Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

HAARLEM

betekenis & definitie

hoofdstad van de Nederlandse provincie Noordholland, telt (1950) 161 980 inw., waarvan 37,7 pct R.K., 26,3 pct Ned. Herv., 6,1 pct Geref., 2,6 pct Doopsgez., 2 pct Luth., 2,9 pct andere kerkgenootschappen en 2 2,4 pct onkerkelijk.

Als hoofdstad van de provincie is Haarlem zetel van de Commissaris der Koningin, voorts van de bisschoppen der R.K. en der Oudkatholieke Kerk, van een Arrondissementsrechtbank, een Kantongerecht, een Raad van Arbeid en het kantoor Haarlem der Noordhollandse Kamer van Koophandel en Fabrieken. De gemeente, welke zich aan weerszijden van het Spaarne uitstrekt, is gelegen aan de vroegere rivier het Spaarne op de overgang van laagveen en zandgrond, heeft een oppervlakte van 2581,21 ha, waarvan 1682,71 ha door de eigenlijke stad en 898,29 ha door cultuurgrond, bevattende bouwland, grasland en tuingrond, wordt ingenomen.Ligging en verkeerswegen

Haarlem vormt een kruispunt van spoor-, tram- en autobuslijnen. Door electrische spoorwegen bestaan er rechtstreekse verbindingen met Amsterdam-Rotterdam-Eindhoven, Zandvoort, IJmuiden en Alkmaar. Met Amsterdam en Zandvoort is er bovendien een frequente electrische tramdienst. Behalve een uitgebreid autobusnet in de stad, zijn er ook talrijke autobusverbindingen met de omliggende plaatsen, de bloembollenstreek en de Haarlemmermeer (o.m. Schiphol). Door het Spaarne en de verbindingen met het Noordzee-kanaal en de Ringvaart van de Haarlemmermeer vormt het een belangrijke binnenhaven en is het zelfs voor kleine zeeschepen (coasters) bereikbaar.

De stad wordt omgeven door de mooie villadorpen Bloemendaal, Overveen en Aerdenhout-Bentveld (alle gemeente Bloemendaal) in het W., en Heemstede, dat nagenoeg geheel met Haarlem is vergroeid, in het Z. De omstreken zijn in westelijke en zuidelijke richting rijk aan natuurschoon en worden gebruikt als recreatiegebied. Bekend zijn Het Nationale Park ,,De Kennemerduinen,,J de duinen der Amsterdamse Waterleiding, Duin en Kruidberg, het wandelbos Groenendaal, het Kopje en de buitens Elswout en Boekenrode, terwijl de zee slechts op korte afstand van de stad verwijderd ligt. Hierdoor is Haarlem als forensenstad zeer in trek. Tot Haarlem behoort ook het schilderachtige vissersdorp Spaarndam (palingrokerijen).

Bouwkundig karakter.

Architectonisch is de stad van veel belang. Van de binnenstad is de Grote Markt het centrum. Dit plein wordt beheerst door de vermaarde St Bavo, het Stadhuis en de Vleeshal. Op de markt staat het standbeeld van Laurens Jansz. Koster. De Ned.

Herv. Grote of St Bavokerk is een karakteristiek voorbeeld van Nederlandse Gothiek. Het bouwwerk bestaat uit een kruisvormige basiliek met ronde pijlers, een merkwaardig houten gewelf en een zeer grote kruistoren, die in 1519 gereed kwam. Het prachtige klokkenspel in de toren is van de gebr. Hemony. De kerk die in 1472 voltooid werd, heeft een wereldberoemd orgel (1735-1738), fraaie koorbanken en preekstoel, een vroegere sacristie met librije, schilderijen en gebrandschilderde ramen.

Achter de St Bavo bevindt zich o.m. de „Hoofdwacht” (1650), thans de zetel van de Vereniging „Haerlem”. Het Stadhuis (13de eeuw) was oorspronkelijk het paleis van de graven van Holland en is onder invloed van de Vlaamse stadsbouwmeester van Haarlem, Lieven de Keij, sterk veranderd. Deze bouwde ook de Vleeshal (16021603), zijn meesterwerk en een karakteristiek voorbeeld van de Nederlandse Renaissance. Achter het Stadhuis ligt het Prinsenhof (16de eeuw), in de 18de eeuw verbouwd op de plaats van het Predikheren klooster, waarvan een kloostergang is bewaard. Thans bevat het o.m. stadsbibliotheken en gymnasium. Benoorden de Grote Markt ligt de Janskerk, vroeger de kerk van het voormalige klooster der St Jansridders, thans gemeentearchief.

Het oudste gedeelte der stad is echter de omgeving van de Koudenhorn, waar de Bakenesserkerk (door De Keij gebouwd en in 1649 door Jacob van Campen voltooid) met haar prachtige toren mede het silhouet van de stad bepaalt. Hier bevinden zich ook het Teylershofje, de kazerne aan de Koudenhorn en de Groentemarkt. Pas later werd het stadsgedeelte er aan toegevoegd, waarvan de Grote Markt de kern uitmaakte. Aan het Spaarne, aantrekkelijk door zijn vele goed bewaarde 17de en 18de eeuwse gevels, bevinden zich o.a. de Stadswaag (1598), die geldt als een vroeg werk van De Keij en Teylers museum. De oude stad beoosten het Spaarne dateert van 1305 en werd uitgebreid aan het einde van de 14de eeuw. Hiervan is nog in goede staat de Amsterdamse Poort. De oude stadkern binnen de singels is door het dempen van grachten en het verbreden van straten sterk gemoderniseerd.

Begrensd door het Spaarne ten O., Heemstede ten Z., en Bloemendaal ten W. heeft Haarlem een langgerekt karakter gekregen, en heeft zich vnl. naar het N. uitgebreid. Behalve grenswijzigingen met Bloemendaal, Heemstede en Haarlemmerliede-en-Spaarnwoude werden in 1927 in het W. de gemeenten Schoten en Spaarndam bij Haarlem gevoegd.

Tegenwoordig strekken zich ten N. van het station, achter de voormalige stadwallen, die plantsoenen zijn geworden, hoofdzakelijk arbeiderswijken uit, waartussen de Stadskwekerij, de Ripperdakazerne, verscheidene sportparken en begraafplaatsen zijn gelegen. Ook in het W. van de stad en het gedeelte beoosten het Spaarne liggen arbeiderswijken. In het Z.W. gedeelte domineert de door Cuypers gebouwde R.K. kathedrale basiliek St Bavo. Ten W. van de spoorlijn bevinden zich enkele middenstandswijken, die aansluiten bij de villawijken van Overveen en Aerdenhout. De mooiste gedeelten van Haarlem liggen vooral in het Z. der stad. Het bekendst zijn wel de Dreef en Den Hout met zijn prachtige bospartijen, die al in de 15de eeuw bestonden, maar in 1827 geheel opnieuw door Zocher zijn aangelegd.

Vermaard zijn de Hertenkamp en de Spanjaardslaan (een drievoudige lindenlaan). In Den Hout ligt ook het zgn. Paviljoen, in 1788 gesticht door de bankier Hope, in 1808 aangekocht door Lodewijk Napoleon en als koninklijk paleis in gebruik geweest. Thans is het de zetel van het Provinciaal bestuur. Ten Z.O. van Den Hout ligt een mooi aangelegde villawijk. In de omgeving van Den Hout bevinden zich het Frederikspark, het Wilhelminapark en het Florapark (met een in 1900 onthuld standbeeld van Frans Hals). Het Kenaupark en het Ripperdapark liggen in de omgeving van het station.

Culturele instellingen

In het in 1607 naar plannen van Lieven de Keij gebouwde Oude-Mannenhuis aan het Groot Heiligland is sedert 1910 de stadsschilderijenverzameling ondergebracht, thans Frans Hals-museum. Andere musea zijn Teylers museum (schilderijen, natuurkundige, geologische, mineralogische en paleontologische verzameling en belangrijk penningkabinet) en het Bisschoppelijk Museum. Onderwijsinstellingen o.a. 1 stedelijk gymnasium, 2 gemeentelijke lycea, 1 gem. H.B.S. met 5-jarige cursus, 1 gem. handelsschool met 5-jarige cursus, 1 gem. H.B.S. voor meisjes, R.K. en Chr. Lycea, R.K.

Middelbare Meisjesschool, M.T.S., Ambachtsschool, Rijkskweekschool. Voorts Stadsbibliotheek met leeszaal en R.K. dito, Holl. Mij. der Wetensch. Ziekenhuizen: St Elisabeth’s of Grote Gasthuis, Diaconessenhuis, Mariastichting, St Joannes de Deo, alsmede Bethesda Serepta, afdeling voor vrouwelijke patiënten van de inrichting Meer en Bosch te Heemstede voor lijders aan vallende ziekte. Haarlem telt voorts een groot aantal hofjes (voor huisvesting van bejaarde alleenstaande vrouwen).

Handel en Nijverheid

Behalve belangrijk als woon- en winkelstad, is Haarlem centrum van de bloembollenhandel. In het Krelagehuis is gevestigd de Algemene Vereniging voor Bloembollencultuur. Ook de industrie is van grote betekenis. Vooral langs het Spaarne zijn veel bedrijven, w.o. metaalfabrieken, scheepswerven, drukkerijen; fabrieken van cacao en chocolade, zeep, kousen, cliché’s, koffiebranderijen e.a.

Geschiedenis

De stad werd reeds vroeg (11de eeuw ?) èn de zetel van de graaf van Holland èn de marktplaats van Kennemerland. De plaats krijgt in het begin van de 13de eeuw tolvrijheid in Holland en in 1245 van graaf Willem II uitgebreide stadsrechten. Uit de tweede helft der 13de eeuw dateren het oudst bekende klooster (Karmelieten), de oudste kerk, waar later de Bakenesserkerk staat en een dam in het Spaarne, benevens het Begijnhof. In het begin van de 14de eeuw neemt Haarlem een belangrijke plaats in bij de strijd tegen de Vlamingen (z Haemstede, Witte van) en tegen de West-Friezen en Kennemers. Kort daarna zijn er ook de Jansheren gevestigd en vele andere kloosters. In 1328 vernielt een zware brand de stad grotendeels en wederom in 1347 en 1351.

In de strijd van Hoeken en Kabeljauwen staat Haarlem steeds aan de zijde van de laatsten en verkrijgt daardoor van Willem V* en Albrecht* nieuwe voorrechten, o.a. recht van markt, een sluis in het buiten-Spaarne (Spaarndam). Jacoba van Beieren vindt slechts zeer kort de steun van Haarlem (1416), dat later een krachtige steun voor Philips de Goede is, de die voorrechten bevestigt en o.a. de magistraatsbenoeming regelt. Ernstig was het oproer van het Kaas-en-broodvolk*, waarbij de burgerij van Haarlem zich aansloot en de schout werd vermoord. Albrecht van Saksen, Maximiliaan’s veldheer, komt daarna in de stad en legt haar een hoge boete op. Haarlem is in deze tijd een belangrijke stad, zij leeft van handel, brouwerij en weverij. De Hervorming heeft er zeker een belangrijke aanhang gehad, maar het aantal slachtoffers der vervolging was er niet groot.

In 1559 wordt Haarlem de hoofdstad van een bisdom, in 1562 doet de eerste bisschop, Nicolaas van Nieuwland, er zijn intrede en wordt gehuldigd in de Bavokerk. Dan is het aantal Calvinisten er aanzienlijk: er wordt eerst bij het Huis te Kleef gepredikt (voor het eerst 21 Juli 1566) en na de Beeldenstorm*, die er geen gewelddadigheden veroorzaakt, in een eigen gebouw in de stad (12 Oct.). In 1572 blijft Haarlem eerst neutraal, maar weigert ten slotte, op aandrang van Sonoy*, troepen van Bossu toe te laten; als bijna heel Holland in handen van de Geuzen is, sluit ook Haarlem een verdrag met hen (3 Juli). Nog blijft de tegenpartij van de prins er talrijk en het bestuur beheersend, maar Wigbolt Ripperda* beweegt de schutterij en vele burgers tot het besluit de Spaansgezinde vroedschapsleden uit de stad te sluiten en een beleg van de naderende Spanjaarden af te wachten (3 Dec. 1572); de dag daarop worden de beelden uit de kerk gebroken en zijn de Calvinisten er de baas. 11 Dec. verschijnen de Spaanse troepen voor de stad, het beleg neemt een aanvang en duurt 7 maanden: 13 Juli is de stad gedwongen, zich aan Don Frederik van Toledo over te geven. De stad koopt de plundering af, het garnizoen wordt ter dood gebracht. De Katholieke godsdienst wordt hersteld, Godfried van Mierlo keert als bisschop in de stad terug.

Na de Pacificatie* van Gent wordt met de prins een overeenkomst gesloten tot vrije uitoefening van beide godsdiensten, ook door de bisschop getekend (22 Jan. 1577 te Vere). Kort daarna verlaten de Spaanse troepen de stad; op 29 Mei 1578 heeft dan echter een oproer plaats, Hervormden dringen de Grote Kerk binnen tijdens de Katholieke dienst en vernielen er de beelden en altaren. Daarop trekken de priesters en monniken uit de stad en wordt de Katholieke dienst gestaakt.

De daaropvolgende jaren zijn tijden van grote bloei: een groot aantal Vlamingen vestigt zich in de stad en zij wordt een der belangrijkste voor de linnenweverij in Holland. Tevens wordt zij een centrum van schilderkunst (z Haarlemmer school). Naast een overheersend Calvinistische bevolking, telt zij drie rijke Doopsgezinde gemeenten. De Vroedschap is steeds fel staatsgezind geweest, zodat Haarlem in de twisten tijdens het Bestand de leiding heeft onder de steden, die Oldenbarnevelt steunen. In 1618 wordt er door Maurits de wet verzet, maar de houding van de stad wordt niet anders: ook tijdens Willem II en De Witt is Haarlem een bolwerk der regentenpartij, vandaar in 1672 ernstige onlusten, waarbij de regering genoodzaakt wordt af te treden. In de 18de eeuw is de stadsregering nog steeds anti-prinsgezind (hevige onlusten in 1748 komen dan ook voor) en neemt een vooraanstaande plaats in aan de zijde der Patriotten*.

De Oranjegezinde mindervermogenden zijn daarmee weer niet tevreden en vele wanordelijkheden komen in de stad voor, speciaal in Sept. 1787 bij het naderen der Pruisen. In 1788 wordt dan ook het stadsbestuur door een ander vervangen en de schutterij ontbonden. Sedert 1853 is Haarlem opnieuw de zetel van een bisschop.

Lit.: Vermeulen, Handboek totdeGesch.derNed. Bouwkunst; V. d. Steur, Oude gebouwen in H. (1907); Haerlem, jaarboek (1929-heden); Schrevelius, Harlemum (1674; Ned. vert. 1765); Van Oosten de Bruyn, De stad H. en haare geschiedenissen (1765); Ekama, Gesch. der stad H. (1861); Idem, Catal. v. boeken, pamfletten enz. over de gesch. v. H. (3 st., 1874-’75) ; F. Allan, Gesch. en beschr. van H. (4 dln, 1874-1888); Janssen van Raay, Kroniek der stad H. (1895); J. Huizinga, De opkomst van H. (2 dln, 1905-’06); V.

Damme, Oud-H., uithangteekens enz. (1909); Eisler, Die Geschichte eines hólland. Stadtbildes (Haarlem 1914); O ver me er, Haarl. straatnamen (1916); Haerlem, Gedenkschrift (1926); G. H. Kurtz, Beknopte Gesch. v. H. (1942); J. W.

Wijn, Het beleg van H. (2de dr., 1943); J. M. Sterck-Proot, H.’s oudste tijden (1930); Idem, De hist. schoonheid van H. (1942); Idem, Rondgangen door H. (1938); G. M. Nieuwenhuis, De stad aan het Spaarne (1946); Vijfjaren oorlog over H. Verslag v. d. gemeentel, bemoeiingen 1940-1945 (Haarlem 1947); Catalogus v. boeken en andere geschriften over H. en omstreken, aanwezig in de Stadsbibliotheek en Leeszaal v. H. (1939).

< >