of Sa’oedisch Arabië (zo genoemd naar de huidige koning Ibn Sa’oed), koninkrijk op het Arabische schiereiland, wordt in het N. begrensd door Jordanië en Irak, in het O. door Koeweit, de Perzische Golf en het sultanaat Oman, in het Z. door Oman, de Arabische Zee, Hadramaut en Aden en in het W. door het Imamaat Jemen, de Rode Zee en de Golf van Akaba. Het is de belangrijkste staat op het Arabische schiereiland.
De oppervlakte bedraagt naar schatting ca 1.620.000 km2 met een, eveneens geschatte, bevolking van 4-8 millioen zielen (een volkstelling heeft nimmer plaatsgevonden). Voor kusten, bodemgesteldheid, klimaat, zie Arabië, voor planten- en dierenwereld in het gebied ongeveer ten Z. van de Kreeftskeerkring, zie Azië (planten, dieren), in het noordelijke gedeelte zie Meditterrane Overgangsgebied.
Bevolking.
Voor de bevolking in ethnisch opzicht zie Arabië, Arabieren. Het koninkrijk omvat de volgende gebieden: het centrale gebied van Nedjd, met de daaronder ressorterende provincies El Aridh en Qasim (2,3-4 millioen inwoners), Hidjaz (1-2 millioen inw.), Asîr (1-1,5 millioen inw.), Dzjebel Sjammar (bevolking inbegrepen bij die van Nedjd) en Hasa (ca 150.000 inw.).
De hoofdsteden zijn Riyad in Nedjd (60.000-300.000 inw.) en Mekka (120.000-200.000 inw.). Andere belangrijke steden in de Hidjaz zijn Medina (30.000-50.000 inw.), Djedda (60.000-420.000 inw.), Taif (ca 30.000 inw.); in Nedjd: Boeraida (30.000-50.000 inw.), Anaiza (25.000-40.000 inw.), Hoffoef, Hail, Jaoef en Sakaka. Alle bevolkingscijfers berusten op dikwijls ver uiteenlopende schattingen.
Landbouw en veeteelt.
De landbouw is in Sa’oedië, gezien het droge klimaat, van weinig betekenis en wordt hoofdzakelijk in de oasen bedreven. De Hidjaz levert dadels (Medina), honing en fruit (vijgen, wijndruiven, granaatappelen, perziken, kleine citroenen, meloenen), katoen, indigo, tabak en sesam. Nedjd produceert dadels, tarwe, gerst, koffie en henna. Geëxporteerd wordt er vrijwel niets.
De veeteelt, op nomadische wijze bedreven, levert (vnl. uit Nedjd) huiden, wol, dierlijke oliën, geklaarde boter (saman of ghi, in India veel gebruikt voor rituele doeleinden); verder worden kamelen, paarden (zie Arabië, Arabisch paard), ezels en schapen gefokt en deels geëxporteerd; de export van paarden (vroeger vnl. naar Bombay) loopt door toenemende motorisering terug. Aan de kust van de Perzische Golf wordt parelvisserij bedreven.
Industrie en mijnbouw.
Eigen industrie van enige betekenis heeft het land niet. De mijnbouw is beperkt tot de exploitatie van een goudmijn te Mahad Dhahab, tussen Mekka en Medina, waarvan het product in de V.S. wordt geraffineerd. Het belangrijkste petroleumveld in Sa’oedië bevindt zich te Abkaik (prov. Hasa) en wordt geëxploiteerd door de Arabian-American Oil Cy (ARAMCO), waarvan een dochtermaatschappij de Transarabische pijpleiding (Abkaik-Ras Tannoera) exploiteert. De ruwe olie gaat deels naar de Bahrein-eilanden ter raffinering, voor een ander deel wordt zij in Sa’oedië zelf geraffineerd (raffinaderij te Ras Tannoera).
Handel en verkeer.
De handel omvat: export van petroleum en verder van paarden (naar India) en kamelen (naar Syrië en Egypte) en kleine hoeveelheden geklaarde boter, huiden en dadels. Geïmporteerd worden katoenen weefsels, graan, koffie, thee, rijst suiker, motorvoertuigen, metaalwaren en bouwmaterialen, vnl. over Djeddah doch ook via de havens aan de Perzische Golf.
Het verkeer geschiedde tot voor kort vrijwel uitsluitend per kameel over karavaanwegen, thans komen hier en daar motorvoertuigen in gebruik, vooral in de streek van Mekka, Medina en Djeddah. Er is een asphaltweg van Djeddah naar Mekka (gereed 1941) van ca 75 km lengte, een weg van Djeddah naar Medina is in aanbouw. Autoverkeer is mogelijk op onverharde wegen tussen Mekka-Riyad en Dhahran aan de Perzische Golf, en verder van Riyad uit naar resp. Koeweit, Hail en Jaoef en tussen Djeddah en Hail. In 1951 kwam een spoorweg gereed tussen Riyad en Ras Tannoera aan de Perzische Golf, via Dahran en de olievelden Abdoeaik en Ithmaniya (bij Hoffoef). Het op Sa’oedisch gebied liggende deel van de Hidjazspoorweg is nog onbruikbaar.
Een regeringsluchtvaartmaatschappij onderhoudt een dienst naar Caïro (3 × per week) en naar Beiroet (1 × per week). Het aantal pelgrims, dat per vliegtuig naar Mekka wordt vervoerd, neemt steeds toe. Er zijn vliegvelden te Djeddah, Dharhan en Riyad. Djeddah aan de Rode Zee en Damman aan de Perzische Golf zijn de voornaamste havens; beide zijn van pieren voorzien.
Bestuur.
Sa’oedië is te beschouwen als een absolute monarchie. De koning wordt bijgestaan door vier ministers; de troonopvolger, met de titels van onderkoning en opperbevelhebber van het leger, zetelt in Nedjd. Het land heeft nog geen uniforme constitutie: de Hidjaz wordt nog geregeerd volgens de in 1926 afgekondigde en sindsdien herhaaldelijk gewijzigde, afzonderlijke staatsregeling. Deze voorziet in een ministerraad onder voorzitterschap van ’s konings tweede zoon, tevens onderkoning van de Hidjaz bij afwezigheid van zijn vader. Verder zijn er een wetgevende vergadering in Mekka, stedelijke raden in Mekka, Medina en Djeddah, en dorps- en stamraden, alle door de koning benoemd. Sa’oedië is lid van de Verenigde Naties en van de Arabische Liga.
Het recht is gebaseerd op de uit de Koran afgeleide beginselen. De officiële godsdienst is de streng orthodox Islamietische leer der Wahhâbieten, die echter gematigd wordt toegepast.
De vlag bestaat uit een groen veld met twee witte gekruiste zwaarden en de Korantekst: „Er is geen God dan Allah en Mohammed is zijn profeet” in Arabische letters.
Het leger wordt gevormd door een kleine, in de Hidjaz gestationneerde, gewapende macht, die volgens moderne opvattingen is uitgerust en geoefend. Een Britse militaire missie verbleef hiertoe van 1947-1951 in het land.
Munteenheid.
is de riyal, een zilveren munt (koers Jan. ’53: ca ƒ 1,10), verdeeld in 11 qursh miri (1 qursh miri = 2 qursh dari). Deze munteenheid wordt vooral in de kleinhandel gebruikt. De groothandel bedient zich van de gouden sovereign, de internationale groothandel rekent in ponden sterling en in Amerikaanse dollars.
De staatsinkomsten bestaan voor een groot deel uit belastingen van pelgrims naar Mekka en uit olie-royalties. De Ned. Handel Mij heeft een bijkantoor te Djeddah.
Geschiedenis.
zie Arabië en Ibn Sa’oed.
Nederland-Sa’oedië.
Tot 1950 had Nederland een vaste diplomatieke vertegenwoordiger bij de regering van Sa’oedië, vóór Wereldoorlog II in de rang van zaakgelastigde, daarna in die van buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister. De oprichting van deze diplomatieke post hield vnl. verband met de behartiging van de belangen der Indische Mekkagangers, waarmee aanvankelijk de consul in Djeddah was belast. In Apr. 1950 werd dit gezantschap aan Indonesië overgedragen met de bepaling, dat Indonesië voortaan tevens de belangen van Nederland zou behartigen. In Djeddah heeft Nederland een consulaat. Sa’oedië heeft noch een diplomatieke vertegenwoordiger bij de Nederlandse regering, noch consulaire posten in Nederland.
Lit.: K. S. Twitchell, A. L. Wathen en J. G.
Hamilton, Report of the U. S. Agricultural Mission to Sa’udi Arabia (Cairo 1943); K. S. Twitchell en E. J.
Jurji, Saudi Arabia (Princeton 1947); H. St. J. Philby, Arabian Jubilee (London 1952). Voor verdere lit. zie Arabië.