Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

HADRAMAUT

betekenis & definitie

(1) (Arabisch: land van de zonnebrand), een gedeelte van het Arabisch schiereiland langs de zuidkust tussen Jemen in het W. en Mahra in het O.; met een lengte van 1200-1500 km en een breedte van 190 km, is ruim 150 000 km2 groot.

Bodemgesteldheid

Terrasvormig rijst het land van de Arabische Zee tot een gemiddelde hoogte van 1200-1500 m omhoog en vormt in het binnenland een — van Jemen zich oostwaarts uitstrekkende — hoogvlakte met kegelvormige ten dele oud-vulkanische toppen, die soms een hoogte van ruim 2400 m bereiken. Het plateau helt enigszins naar de oostzijde en is doorsneden van wadi’s of diepe kloven met een welig begroeide bodem.

Tussen de zee en het zich in het binnenland verheffend massief strekt zich een in breedte variërende kustvlakte uit, die doorsneden is door wadi’s. De meest betekenende plaatsen aan de kust zijn Malakka en Es Sihr met handel op Voor-Indië en Z.O.-Azië; langs de kust ligt tevens een aantal vissersdorpen. In de dalen van de kustvlakte wordt een aantal — door bevloeiing — vruchtbare oasen aangetroffen. De zuidelijke helling van het massief is steiler dan de noordelijke, die — een plateau vormend — naar de woestijn Ahkaf of Roeb Khali (het lege gebied) afdaalt.

Het voornaamste deel van Hadramaut is een ten N. van het massief verlopende depressie, de wadi Hadramaut. Deze wadi strekt zich van het hoge gebied van Z.W.-Arabië (450 O.L. v. Gr.) af ter lengte van 680 km in oostelijke richting uit. De meest westelijke nederzetting is hier de vroegere hoofdstad Shabwa, thans door het zand bedreigd. Meer oostelijk ligt een aantal oasen-nederzettingen, waarvan Sjibam of Schibam, Sêwoen en Terim of Teriem de voornaamste zijn. Naast genoemde zijn er tal van andere nederzettingen, deels in de hoofdwadi deels in de zijwadi’s gelegen.

Ten O. van Qasm, de meest oostelijk gelegen nederzetting, houdt de plantengroei vrijwel geheel op. Behalve na regen, die zeldzaam is en vrijwel alleen in het kustgebied valt, bevatten de dalen geen stromend water, maar er zijn talrijke bronnen. Terwijl de hoogvlakte onvruchtbaar is, zijn de wadi’s door de toegepaste bevloeiingen, door middel van putten en onderaardse kanalen (feledj) met bouwlanden en dadelbossen bedekt en dientengevolge goed bevolkt. De voornaamste gewassen zijn dadels, granen, indigo en tabak. Uitgevoerd worden tabak, zout, gommen en huiden. Ingevoerd worden o.a. levensmiddelen, steenkolen, katoenen goederen en olie.

Bevolking

Deze wordt op ca 150 000 zielen geschat. De kern van de Hadramieten wordt gevormd door Zuid-Arabieren met een groot element Sajiden (nakomelingen van de kleinzoon Hoessein of Hussein van Mohammed) en andere immigranten uit het N. tevens vermengd met Afrikaans (slaven-)bloed. De aristocratische bovenlaag van de bevolking wordt door de Sajiden gevormd; dezen, georganiseerd in families, ieder onder een mansab, zijn de godsdienstige leiders. Zij hebben veel land in eigendom, dat zij door slaven of gehuurde krachten laten bewerken. De bevolking heeft de Sjafiitische rechtsregeling. Heilige oorden zijn Kabr Hud, ten O. van Qasm en Kabr Salih, nabij Sjibam.

De eigenlijke bevolking, deels nomaden, kan onderscheiden worden in twee groepen, nl. de Kaïti ten O. van Makalla en de Kathiri rond Sêwoen en Terim. Het merendeel der Arabieren, dat zich in Indonesië heeft gevestigd, komt uit dit gebied.

De provincie Hadramaut behoort tot het Britse protectoraat Aden (Eastern Aden Protectorate) en omvat de Kaïti-staat Shihr en Makalla, met Makalla als hoofdstad, en de Kathiri-staat Sêwoen, met Sêwoen als hoofdstad. In het W. wordt zij begrensd door de Wahidisultanaten en in het O. door het sultanaat van Mahri, beide onder bescherming van het Britse rijk staande. De uitvoerende macht in beide delen berust in handen van erfelijke wazirs. De sultan van Shihr en Makalla is het voornaamste hoofd. Als gevolg van in 1938 en 1939 gesloten verdragen is de Engelse invloed gestegen; een Britse adviseur, die zeer grote adviserende bevoegdheid heeft behalve in zaken van godsdienst, staat de Kaïti- en Kathiri-vorstendommen ter zijde.

Exploratie

Uitgebreide kennis van Hadramaut werd pas in het begin van de vorige eeuw verkregen. In 1843 dringt de eerste wetenschappelijke reiziger, A. von Wrede, in het gebied door, gevolgd door L. Hirsch en Th. Bent in 1893. In 1919 wordt de kennis uitgebreid als de Engelsman W. H.

Lee-Warner met een diplomatieke missie naar Sjibam wordt gezonden. In 1925 doet O. H. Little zijn publicatie over de aardrijkskunde en geologie van Makalla het licht zien. In 1931 en 1939 onderneemt de Nederlander Van der Meulen in gezelschap van prof. H. von Wissmann een tweetal reizen in dit gebied en draagt zeer wezenlijk bij tot een nauwkeuriger kennis.

Geschiedenis

De naam Hadramaut gaat zeer ver terug; het gebied wordt in Genesis (X, 26) vermeld als Hasarmaweth. Griekse mededelingen over het wierookland geven de namen Atramitae en Ghatramotitai. In oude tijden heersten er een hoge beschaving en zekere rijkdom, zoals blijkt uit de talrijke ruïnes. In de latere eeuwen treedt dan een verval in. De toenemende verarming dwingt ten slotte velen het land te verlaten om elders een levensonderhoud te vinden. Deze emigratie richt zich sterk naar Voor-Indië en Z.O.-Azië, wat dit laatste betreft in den beginne vooral naar Sumatra en Borneo, later ook naar Java.

De Hadramieten houden zich daar in de steden vooral met de geldhandel bezig. Naast usurpatie van macht is ook in godsdienstig opzicht hun invloed op de inheemse bevolking van de eilanden belangrijk geweest.

H. A. BOMER

Lit.: Th. Bent, Southern Arabia (London 1900); Leo Hirsch, Reisen in Süd-Arabien, Mahra-Land und Hadramaut (Leiden 1897); W. H. In grams, A Report on the Social, Economie and Political Condition of the Hadramaut (Colonial Office-Report, London 1936); Idem, Arabia and the Isles (London 1942); O. H. Little, The Geography and Geology of Makalla, South Arabia (Geological Survey of Egypt (Cairo 1925); D. van der Meulen and H. von Wissmann, Hadramaut: Some of lts Mysteries Unveiled (Leiden 1932); D.v.d.

Meulen, Aden to the Hadramaut; A journey in South Arabia (London 1947); H. St. J. B. Philby, Sheba’s Daughters (London 1939); Freya Stark, Southern Gates of Arabia (London 1936); Idem, Seen in the Hadramaut (London 1938); Idem, A Winter in Arabia (London 1940); G. Caton Thompson, The Tombs and Moon Temple of Hureidha (London 1944); A. von Wrede, Reise in Hadramaut (Braunschweig 1870); Tijdschr. v. h.

Kon. Ned. Aardr. Gen. 1932 en 1939; G. Rathjens u. H.

W. L. L. v. Wissmann, Südarabien-Reise (1931).

(2) naam van een wadi in Zuid-Arabië, ten O. van Jemen, die naar het O. loopt en op ca 51° O.L. v. Gr. in de Indische Oceaan uitmondt. Met een aantal zij-wadi’s vormt deze het eveneens Hadramaut genoemde gebied (z Hadramaut, 1).

< >