(tot 1946 Transjordanië, thans officieel Hasjimitisch Koninkrijk van de Jordaan) of het Oostjordaanland, in het N. door Syrië, in het N.O. door Irak, in het O. en Z. door Saoedie Arabië, in het W. door Israël begrensd. De oppervlakte bedraagt 89 968 km2, het aantal inw. ca 450 000 (zie de kaart Israël en Jordanië).
Natuurlijke gesteldheid.
Het koninkrijk omvat de oosthelft van het Jordaandal en het ten O. daarbij aansluitend hoogland Gilead, dat steil oprijst uit de Dode Zee en uit El Ghôr en dan in oostelijke richting langzaam afdaalt in het steppen- en woestijngebied van Noord-Arabië. In het N. ligt het vulkanische Djolan bergland, dat in de Feil esj sjacha 1294 m hoogte bereikt. De berg Nebo is 806 m, de Miape 1096 m hoog. De rivier Jabbok stroomt af naar de Jordaan.
Het subtropische steppen- en woestijngebied heeft vochtige, koude winters en droge warme zomers. In Aug. bedraagt de maximum temperatuur 34,5 gr. C., de minimum temperatuur 26 gr. C.; in Jan. resp. 8 en 4 gr. C. Sneeuwval kan in Jan. optreden.
Bevolking.
Van de 450 000 zielen tellende bevolking zijn 400 000 Arabische Mohammedanen (Soennieten met als taal het Arabisch), benevens 40 000 Arabische Christenen (meest Grieks-Orthodoxen). Het resterende deel bestaat hoofdzakelijk uit afstammelingen van Kaukasische (Circassische) bevolkingsgroepen, die na de verovering van de Kaukasuslanden door de Russen (Russisch-Turkse oorlog) door de Turken naar Transjordanië zijn gebracht. De voornaamste plaatsen zijn: de hoofdstad Amman (25 000 inw.), Es Salt (10 000 inw.) en Maan.
Jordanië, waar Arabisch de landstaal is, telt (1948) 175 inrichtingen van onderwijs (waarvan ca 90 openbare) met ca 360 leerkrachten en 15 200 leerlingen.
Middelen van bestaan
zijn vnl. landbouw en veeteelt. Jordanië, hoewel grotendeels steppenland met nomadische veeteelt, heeft ook akkerbouw van betekenis. Het grootste deel van het land dient echter voor het weiden van schapen, geiten en kamelen van de Bedoeïenenstammen, die in de zomer öf naar de Wadi Sirhan (in Saoedie Arabië) óf naar de akkerbouwgebieden trekken waar water aanwezig is. Het gebied ten W. van de Hidjazspoorweg is van grote betekenis voor de akkerbouw; hier stijgt de bevolkingsdichtheid tot 17,1 per km2. Op het hoogland is de akkerbouw beperkt tot een gebied, dat in het N. ca 80 km breed is, maar dat zich zuidwaarts steeds meer versmalt om op de breedte van Maan te eindigen. Van het areaal cultuurgrond (454276 ha) worden 26300 ha bevloeid en 91 060 ha hebben meer dan 492 mm neerslag.
Het landbouwareaal is overbevolkt; de gemiddelde bedrijfsgrootte bedraagt 8,5 ha en de landbouw heeft zich uitgebreid tot in de marginale gebieden. In het N.W. teelt men granen (tarwe en gerst) en bonen en treft men wijngaarden aan. In de Wadi’s teelt men groenten en vruchten. In de Riftvallei (Jordaan, Dode Zee en Wadi El Araba) groeien bananen, citrusvruchten en andere gewassen. IJzer, mangaan, phosphaten en oker komen in de bodem voor; phosphaten en natuursteen worden gewonnen evenals de zouten uit de Dode Zee. Waarschijnlijk bevat het zuidelijk deel van Jordanië petroleum.
Verkeer.
De Hidjazspoorweg van Edrei (Derat) naar Kalaat Mudawara ligt, de eerste kilometers uitgezonderd, geheel binnen de landsgrenzen. Bruikbare wegen verbinden Amman met Jeruzalem en met Mafrak. De nieuwe Haïfa-Bagdadweg loopt langs Jisz, Majani, Irbid en Mafrak. Irbid groeit uit tot de grootste stad van Jordanië. De weg Amman - Maan is doorgetrokken naar Akaba, aan de Golf van Akaba (Rode Zee). Het wegennet heeft (1948) een lengte van 580 km. Vliegvelden zijn op verscheidene plaatsen aangelegd, o.a. bij Amman en Mafrak.
Bestuur.
Jordanië is een constitutionele monarchie met verantwoordelijk ministerie. De wetgevende macht berust bij een lagerhuis, bestaande uit 40 door de mannelijke bevolking gekozen leden, en een senaat, bestaande uit 24 door de koning benoemde leden.
Vlag.
De vlag bestaat uit een verticale rode baan met afgeschuinde hoeken aan de broeking met 1 witte ster er in benevens 3 horizontale banen in zwart, wit en groen.
Weermacht.
De krijgsmacht, het zgn. Arabisch Legioen (georganiseerd door de Engelsman Glubb Pasja) met een speciale woestijnafdeling, heeft een sterkte van ca 14 000 man. Het verdrag van 15 Mrt 1948 geeft Engeland het recht luchtstrijdkrachten te hebben op de vliegvelden van Amman en Mafrak.
Geschiedenis.
In Wereldoorlog I met behulp van tegen Turkije in opstand gekomen Arabische stammen door de Engelsen veroverd, werd het land in 1920 Engels mandaatgebied met Abdoellah (geb. Mekka 1882), zoon van koning Hoesein van de Hidjaz, als emir. Op 20 Febr. 1928 werd te Jeruzalem een overeenkomst met Groot-Brittannië gesloten, waarbij Abdoellah beloofde een constitutioneel gezag in te stellen, welke overeenkomst op 31 Oct. 1929 geratificeerd werd. De macht van de Engelse vertegenwoordiger werd beperkt. Op 22 Mrt 1946 werd te Londen een nieuwe overeenkomst gesloten, waarbij Transjordanië als een onafhankelijke souvereine staat werd erkend. Op 15 Mrt 1948 kwam een nieuw verdrag tot stand, gesloten voor de duur van 20 jaar.
Op 25 Mei 1946 nam de emir de titel van koning aan en bij de ratificatie van het verdrag van 22 Mrt 1946 op 17 Juni 1946 werd de naam van het land gewijzigd in: „Al-Mamlaka al-Hashimija al Urdunija”, het „Hasjimitische Koninkrijk van de Jordaan”. Toen op 14 Mei 1948 Engeland het mandaat over Palestina neerlegde, nadat enige uren tevoren de nieuwe Joodse staat Israël was uitgeroepen, duurde het niet lang, of alle aangrenzende Arabische landen lieten hun legers Palestina binnenrukken. Van al deze legers had het Jordaanse het meeste succes. Het oostelijke deel van Midden-Palestina en de oude stad van Jeruzalem werden bezet en de Israëli’s slaagden er niet in, het hier weer uit te verdrijven. Op 3 Apr. 1949 kwam een wapenstilstandsverdrag tot stand, waarbij Jordanië in het bezit van deze gebieden werd bevestigd. In Apr. 1950 werden de bezette Palestijnse gebieden bij het koninkrijk ingelijfd.
Lit.: A. Konikoff, Transjordan: An Economic Survey (with a bibliographical supplement), 2nded. (Jerusalem 1946) ; A. Bonné, The Economic Development of the Middle East, 2nd ed. (Jerusalem 1946); Idem, State and Economics in the Middle East (London 1948) ; Institut National de la Statistique: Mémento économique: La Palestine (Paris 1948) ; D. Warriner, Land and Poverty in the Middle East (London 1948). z ook Palestina.