plantenfamilie uit de sympetale orde der Tubifioren met 75 geslachten en meer dan 2000 soorten in de gematigde en warmere streken, 1-jarige of overblijvende kruiden, heesters, ook klimmende, zoals de in Nederland vaak aangeplante en verwilderde Boksdoorn (Lycium halimifolium Mill., syn. barbarum Ait. of vulgare Dun.) uit Z.O.-Europa en West-Azië, zelden kleine boompjes als de beide soorten van het Australische geslacht Duboisia R.Br. Zij hebben verspreide enkelvoudige tot gevinde bladen zonder steunblaadjes en 5-taIlige 2-slachtige bloemen met een vergroeide, meest blijvende kelk, een meest regelmatige kroon, op deze ingeplante meeldraden en een meest 2-hokkig vruchtbeginsel, dat scheef staat t.o.v. de middellijn van de bloem.
Een doosvrucht hebben o.a. de geslachten Browallia, Brunfelsia, Datura (zie Doornappel), Fabiana, Hyoscyanus (zie Bilzenkruid), Nicotiana (zie Tabak), Petunia, Salpiglossis, Schizanthus en Scopolia, een bes Atropa (zie Belladonna), Capsicum, Cestrum, Duboisia, Lycium, Mandragora (zie Alruin), Nicandra, Physalis (zie Lampionplant) en Solanum (zie Aardappel, Bitterzoet, Nachtschade, Tomaat). Een belangrijk anatomisch kenmerk zijn de bicollaterale vaatbundels en opvallend is de rijkdom aan alkaloïden.