Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Tabak

betekenis & definitie

is een plantengeslacht van ruim 40 soorten Nicotiana L. (fam. Solanaceeën of Nachtschadeachtigen), afkomstig uit Noord-Amerika.

Verscheidene dezer soorten worden in de warme en gematigde streken van de wereld vooral tussen 350 N.Br. en 320 Z.Br. verbouwd om de bladeren te verwerken op rook-, pruim- of snuiftabak. De tabaksplant is een eenjarig gewas, met langwerpige of lancetvormige bladeren, die geleidelijk spits toelopen en evenals de stengel met klierharen bedekt zijn, die een harsachtig product afscheiden. De stengel vertakt zich meestal alleen van boven.De bloemen, die een witte of roserode, soms geelgroene kleur hebben, hebben een meestal trompetvormige bloemkroon met spits toelopende slippen en zijn tot krachtige bloempluimen verenigd. Er zijn 5 meeldraden en er is een stamper met een bovenstandig vruchtbeginsel, dat tot een 2-4-hokkige doosvrucht uitgroeit, die met kleppen openspringt en uiterst klein zaad bevat. De belangrijkste soorten zijn: Nicotiana Tabacum L., de Virginia- of gewone tabak, die ook in de Indische archipel gekweekt wordt en vele variëteiten omvat, de Braziliaanse, de Cubaanse, de Maryland- of reuzentabak; N. rustica L., of boerentabak, eveneens met verscheidene variëteiten en vele kruisingen er van.

CULTUUR

In Nederland is de cultuur van weinig betekenis; men vindt ze in de omgeving van Amersfoort, Amerongen en Rhenen. De meeste tabak wordt in de tropen van Azië en Amerika verbouwd; in Indonesië vooral op Sumatra, dat de superieure Deli-tabak levert en op Java en Borneo. De tabak wordt steeds uit zaad opgekweekt en de jonge plantjes worden uitgezet en ontwikkelen zich binnen enkele maanden tot plukrijpe planten. De tabak onttrekt aan de bodem grote hoeveelheden kali, phosphorzuur en stikstof. Chloorverbindingen schaden het gloeivermogen van de tabak, de zgn. brandbaarheid. Compost, stalmest, kaliumsulfaat, ammoniumsulfaat en Thomasslakkenmeel leveren als meststoffen goede resultaten. De tabak heeft huminezuren in de bodem nodig, vandaar dat na ontginning van het oerbos tabak de hoogste opbrengst geeft en men op Sumatra pas na 8 jaren op hetzelfde terrein terug komt. Zodra de bloempluim zich ontwikkelt wordt deze weggesneden, de plant wordt getopt. Ook de overtollige bladeren worden verwijderd, daar men slechts een beperkt aantal bladeren zich laat ontwikkelen. Ook de zijloten uit de bladoksels verwijdert men meestal. Wanneer de tabak ca 3 maanden op het land heeft gestaan, zijn de bladeren rijp; ze worden dof, geel gevlekt en krijgen een doordringende geur. In die toestand oogst men eerst de voor de dekbladen, daarna de voor de pijp bestemde tabak. Men plukt pas, als de randen der bladeren beginnen om te krullen. Het eerst geplukte blad is het zgn. zandblad, daarna volgt het eerste voetblad of vooroogst, daarna het tweede voetblad of middenoogst, dan het derde of naoogst en ten slotte het middenblad of topblad. De bladeren worden in luchtige schuren gedroogd of ook door middel van stoom. De gedroogde bladeren worden in bossen van 1 tot 2,5 kg samengebonden voor het drogen.

Hierna wordt de tabak aan een fermentatieproces onderworpen, dat in Europa aan de tabakshandelaar wordt overgelaten, doch dat bijv. op Sumatra door de verbouwer wordt uitgevoerd. Men zet de tabak in hopen van 1½ m breed en 1½ m hoog en controleert de temperatuur. Gaat deze hoger dan 65 gr. C. dan moet men snel ingrijpen en de partij omzetten, zodat wat binnen in zat buiten wordt gebracht en omgekeerd. Tijdens het fermenteerproces, dat soms 6 maanden lang kan duren, verandert de tabak geheel van eigenschappen; de kleur wordt egaler, vele vlekken verdwijnen en de kleverigheid en de hygroscopische eigenschappen worden minder; de tabak wordt duurzamer, het gehalte aan eiwitten, doch ook dat aan nicotine neemt af; de slecht geurende stoffen verdwijnen en het typische tabakaroma, dat door de harsen en niet door de nicotine veroorzaakt wordt, treedt op de voorgrond. Het totale gewichtsverlies bedraagt 5-10 pct. Het is nog niet zeker of de oxydatie, die tijdens het fermenteren optreedt een gevolg is van de in het blad aanwezige enzymen, óf dat het een gekatalyseerd chemisch proces is, óf dat bacteriën er de oorzaak van zijn. Vermoedelijk zullen deze factoren wel naast elkaar werkzaam zijn. Als de fermentatie is afgelopen wordt de tabak nog eens voorzichtig gedroogd en daarna verpakt.

ZIEKTEN EN PLAOEN

De gevaarlijkste ziekte van de Deli-tabak is de zgn. „slijmziekte”, die jaarlijks io pet van de veld tabak doet afsterven en veroorzaakt wordt door een bacterie Pseudomonas solanacearum, verder komen verschillende schimmelziekten voor, zoals „spikkel” die concentrische vlekken op het blad teweeg brengt en veroorzaakt wordt door Cercospora nicotianae en „virusziekten”, waarvan „mozaïek” wel de voornaamste is, naast „gilah” of „kroepoek”, waarbij de bladeren gekroesd of gekromd worden. Verschillende rupsen, bladluizen en wantsen kunnen veel kwaad aan de aanplant doen. Vooral door goede verzorging van de tabakslanden en het kweken van resistente rassen kan men de ziekten bestrijden. Het in 1906 opgerichte Deli-Proefstation voor de Tabak heeft in dit opzicht uitstekend werk verricht.

PRODUCTIE

Sumatra leverde in 1930 211 100 pakken tabak, in de komende jaren liep dit echter door vrijwillige restrictie terug tot 124 690 in 1938; in 1948 bedroeg de productie slechts 1772 pakken tegen een gemiddelde prijs van ƒ8,49 per pond tegen ƒ1,06 in 1938. Behalve de Deli-tabak die vooral superieure soorten dekblad levert (die wel voor het oog van de sigaar, doch niet voor de geur van belang is), is ook de Vorstenlandse tabak van grote betekenis. Als product van de bevolkingscultuur moet de kerftabak of radjangan genoemd worden, die door de tani zelf gekorven wordt en hoofdzakelijk voor eigen consumptie der bevolking dient, en de krosok, d.i. tabaksblad in gedroogde toestand, waarvan een groot deel voor export gebruikt wordt en die na fermenteren en drogen ook op Java in de sigarettenindustrie verwerkt wordt.

Over de tabaksproductie geeft bijgaande tabel een globaal overzicht. Het procentuele aandeel van de Deli-tabak in de wereldoogst was in de periode 1934-1938 reeds zeer klein (ca 0,5 pct) en daalde na Wereldoorlog II nog aanzienlijk (ca 0,1 pct). Naar de waarde is de betekenis van het product echter veel groter, daar de prijs wel 4-5 maal hoger ligt dan van andere sigarentabakken.

EIGENSCHAPPEN

Het belangrijkste bestanddeel van het tabaksblad is het vloeibare alkaloïd nicotine C10H14N, dat in de bladeren, doch ook in de stengel voorkomt, gebonden aan verschillende organische zuren als appel-, citroen- en oxaalzuur. Bij N. rustica kan het gehalte meer dan 8 pct bedragen, doch meestal is het lager. De harsen met een gehalte van 4-15 pct bepalen het aroma.

MEDISCH ASPECT

De grote verbreidheid van het tabaksgebruik berust niet alleen op aesthetisch genot (geur) en gewoontevorming, maar ook op bepaalde physiologische werkingen. Roken vergemakkelijkt de concentratie bij geestelijke arbeid en het onderdrukt min of meer sommige onlustgevoelens, zoals vermoeidheid, onrust en honger. De werking van tabak op lichaam en geest vormt een ingewikkeld probleem, waarvan nog veel onbekend is. Nicotine is een belangrijke factor (z nicotinevergiftiging) maar zeker niet de enige. Tabaksrook bevat vele andere stoffen, die min of meer prikkelend of giftig kunnen werken; wij noemen hier slechts het koolmonoxyde (z koolmonoxydevergiftiging). Dat overmatig tabaksgebruik schadelijk is, valt niet te betwijfelen, maar het is moeilijk om aan te geven, waar de overmaat begint, temeer daar dit individueel zeer verschillend is. Roken is vaak de oorzaak van een lichte chronische ontsteking of prikkelingstoestand van de slijmvliezen van keel, luchtpijp en bronchi. Er zijn de laatste jaren sterke aanwijzingen verkregen, dat zwaar roken (vooral van sigaretten) gedurende vele jaren een der oorzakelijke factoren kan zijn bij het ontstaan van bronchuscarcinoom (z longziekten). Uitermate schadelijk is roken bij de ziekte van Bürger. Dat roken artériosclérose, hypertensie of maagzweren zou kunnen veroorzaken is onwaarschijnlijk. Het is echter een feit, dat roken i.h.a. een ongunstige invloed heeft, indien er — door andere oorzaken — een maagzweer is ontstaan (z maagziekten) en dat sommige lijders aan artériosclérose en angina

pectoris tabak niet goed verdragen. Soms is roken de oorzaak van spastische obstipatie (z verstopping). Zeer zelden leidt overmatig roken, te zamen met slechte voeding, tot ernstige stoornissen in het gezichtsvermogen (tabaksamblyopie).

GESCHIEDENIS

De eerste berichten over tabak bracht Columbus uit Amerika. Het is niet zeker of de naam tabak ontleend is aan de tabak in maïsblad gerold (zoals de Javanen met hun strootjes doen) die de Indianen „tabacos” noemden, of aan het eiland Tobago of aan de provincie Tabasco. De eerste tabak werd als geneesmiddel toegepast, meest in de vorm van snuif. Toch werd reeds tegen het eind der 16de eeuw door de Leidse studenten gerookt. Al spoedig verbreidde het roken zich over de gehele wereld, al werd het af en toe plaatselijk verboden. In Deli is de tabakscultuur pas in 1863 ingevoerd en leverde zulke goede resultaten op, dat de cultuur met kracht werd voortgezet en in 1865 en 1866 reeds belangrijke resultaten opleverde. In 1869 had de oprichting van de Deli Maatschappij plaats, in 1871 gevolgd door de Deli Planters Vereniging, die de gemeenschappelijke belangen behartigde en o.a. voor werving van koelies uit China zorgde. In 1875 volgde de oprichting van de Deli-Batavia Maatschappij, in 1877 die van de Tabak Maatschappij Arendsburg en in 1889 die van de Senemba Maatschappij. Deli werd door de tabakscultuur een rijk land, al trad in de bloei der ondernemingen later wel terugslag op. In 1889 waren er 170 grote en kleine ondernemingen, in 1910 nog 101, in 1930 nog 72 en in 1940 nog slechts 43. Dat zoveel ondernemingen de concurrentie niet konden volhouden was vooral te wijten aan het feit, dat de later in gebruik genomen gronden minder geschikt waren voor de tabakscultuur, die zeer hoge eisen aan de bodem stelt. Met succes ging men op deze gronden o.a. naar de rubbercultuur over.

Lit.: Med. v.h. Deli Proefstation sinds 1906-1941, serie 1, 2 en 3; Med. v.h. Proefstation v.d. Vorstenl. Tabak van 1906-1939; V. Grafe, Der Tabak in: Handb. d. Organ. Warenkunde, IV 1 (Stuttgart 1930), p. 1-100; Kiszling, Handb. d. Tabakkunde, des Tabakbaues und der Tabakfabrikation (Berlin 1925); H. Brückner, Die Biochemie des Tabaks und der Tabakverarbeitung (Berlin 1936); J. G. Robert, The Tobacco Kingdom (Durham, North Carolina, 1938); Van Hall & Van de Koppel, De Landbouw in de Indische Archipel II b (’s-Gravenhage 1949). P 347-558.

Tabaksindustrie

a.
De sigarenfabricage. Voor de sigaren komt hoofdzakelijk de tabak, afkomstig van de volgende landen, in aanmerking: Java, Sumatra, Borneo, Havana-tabak van Cuba, Dominigo-tabak van Haïti, Brazilië, waarvan de betere soorten de San-Felixtabak heten, Mexico en de V.S. (vnl. Virginia- en Kentucky-tabak). Een sigaar bestaat uit vulsel, omblad en een dekblad. De gave en fraaiste bladen dienen tot dekblad, het vulsel bestaat uit minder mooie, doch goed smakende bladen, terwijl het omblad uit een afgekeurd dekblad bestaat. De gesorteerde tabak wordt bevochtigd en week gemaakt met glycerine, suiker e.d. Daarna verwijdert men de voornaamste bladnerven, de dekbladen worden glad op elkander gelegd en geperst. De voor het vulsel bestemde bladen worden gedroogd en gemengd. Het omblad en het dekblad blijven vochtig, deze moeten toch week blijven en mogen niet bros worden. De sigaar wordt gemaakt door een hoeveelheid vulsel in een omblad in de vorm van een sigaar te rollen die in een vormenpers wordt aangedrukt. Daarna wordt het dekblad er omheen gerold.



b.
Shag- en sigarettenfabricage. Onder shag of scaferlati verstaat men gesneden tabak, die dienen moet voor pijp- of sigarettentabak. Daar het gewenst is, dat men altijd dezelfde smaak terugkrijgt bij het roken van een sigaret, gevuld met shag, vermengt men zoveel mogelijk soorten tabak, die voor de verwerking in aanmerking komen en van iedere soort zoveel mogelijk kwaliteiten en zoveel mogelijk jaren. Op die wijze tracht men met de grootst mogelijke zorg bij het ontvangen van nieuwe partijen, om de standaardmonsters van vroegere partijen nabij te komen, een zekere eenheid in de samenstelling van de scaferlati te krijgen. De sigarettentabak komt meestal uit oostelijk Europa, d.i. Roemenië, Macedonië, en Klein-Azië, soms wordt ook wel Kentucky-tabak gebruikt. Ook hier treffen wij dezelfde soort van bewerkingen aan als bij de sigarenfabricage.

De tabak wordt bevochtigd en gekerfd tot banden van 2-0,5 mm breed. Daarna wordt ze tot 100 gr. C. verwarmd waardoor ze droogt, terwijl tevens een fermentatie plaatsgrijpt die kleur en smaak verbetert. Vervolgens droogt men met koude lucht en laat 25 dagen rijpen. In Amerika en Engeland wordt de tabak vaak gesaust (sauce), om haar een zachte smaak te geven, met suikeroplossing. Om het uitdrogen te vertragen wordt glycerine of Arabische gom toegevoegd en tenslotte catechu en organische zuren als smaakcorrigens toegevoegd en wordt met essences de geur verbeterd. De sigaret wordt gemaakt door gesneden tabak in papier te rollen. Dit papier wordt uit linnen en hennepvezels gemaakt en met CaC03 gevuld.

De sigaretten worden vervaardigd in sigarettenmachines, die 400 of zelfs meer sigaretten in de minuut maken. Alle bewerkingen, zoals de aanvoer van de tabak, de vorming van de rol tabak, waaromheen het papier wordt gelegd, het dichtlijmen, het snijden van de sigaret, het aanbrengen van het mondstuk, het bedrukken, geschieden machinaal. Sigaretten met holle mondstukken of met watten (filtra) hebben een speciale bewerking te ondergaan. Nadat de sigaretten in de machine zijn gemaakt, moeten zij nog een droging ondergaan, waarvoor vroeger conditionneerkamers, nu drogers bij 30 gr. G. met droge lucht worden gebruikt. De smaak van de sigaret is afhankelijk van de vochtigheid, ze moeten dus na de verpakking in een geschikte atmosfeer worden bewaard.

Lit.: J. Wolf, Der Tabak und die Tabakfabrikation (Leipzig 1922); A. Zimmermann, Die Tabakindustrie (1931); A. Provost, L’industrie du tabac (Paris 1936); The Tobacco Industry. U.S. Departm. of Labor (1941).