Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Simon VESTDIJK

betekenis & definitie

Nederlands dichter en schrijver (Harlingen 17 Oct. 1898), studeerde medicijnen te Amsterdam en oefende enige tijd praktijk uit, o.a. als scheepsarts tijdens een reis naar Indië. In 1938 werd hij letterkundig redacteur aan de Nieuwe Rotterdamsche Courant; ook na Wereldoorlog II is hij als letterkundig kroniekschrijver aan dagbladen verbonden geweest.

Tijdens de oorlog werd hij enige tijd als gijzelaar gevangen gehouden te St Michielsgestel.Vestdijk debuteerde betrekkelijk laat met verzen in De Vrije Bladen; kort nadien ontplooide hij zich in snel tempo als de productiefste en veelzijdigste auteur der hedendaagse Nederlandse letterkunde. Afwisselend publiceerde hij bundels gedichten, w.o. verscheidene cycli, romans, novellen, essays en ook werken buiten het gebied der schone letteren, zoals een omvangrijke studie: De toekomst der religie (1947) en een boek over astrologie. Zijn romans vertoonden aanvankelijk een vrij sterke autobiografische inslag, maar na enige werken in dat genre ging hij eveneens met succes de historische roman en de avonturenroman beoefenen. In de meeste zijner romans wordt a.h.w. aan de hand van het verhaal een psychologisch onderzoek verricht. Het aan zijn werk toegeschreven cerebrale karakter gaat niettemin samen met een onmiskenbare emotionaliteit en een soms doorbrekende, weldoende en verrassende humor. De stof voor zijn verhalen zocht hij in het Spanje van El Greco in de 16de eeuw zowel als in de Romeinse en Griekse Oudheid, op Jamaica en in Ierland, in het Duitsland van de Dertigjarige oorlog en in het Frankrijk van Lodewijk XV.

In zijn novellen heeft hij een misschien nog groter hoogte bereikt dan in zijn romans. Ook in zijn poëzie zijn er ongetwijfeld hoogtepunten. Het grootste meesterschap heeft hij wellicht aan de dag gelegd in de kunst van het essay, vooral in de oorspronkelijk korte vorm van dat genre. Enkele romans heeft hij in samenwerking geschreven, nl. met H. Marsman, met Jeanne v. Schaik, en met Henr. v.

Eyk. Zijn werk is verscheidene malen met bekroningen onderscheiden, w.o. in 1938 de G. W. van der Hoogt-prijs van de Mij der Ned. Letterkunde en de P. C. Hooft-prijs in 1950.

PROF. DR N. A. DONKERSLOOT

Bibl.: Poëzie: Verzen (1932); Berijmd palet (1933); Vrouwendienst (1934); Kind van stad en land (1936); Fabels met kleurkrijt (1938); Klimmende legenden (1940); Water in zicht (1940); Simplicia (1941); De vliegende Hollander (1942); Allegretto innocente (1944); De uiterste seconde (1944); Mnemosyne in de bergen (1946) ; Thanatos aan banden (1948); Gestelse liederen (1949). Romans en novellen: De oubliette (1933); Terug tot Ina Damman (1934); Else Böhler, Duits dienstmeisje (1935) 5 Heden ik, morgen gij (met H. Marsman, 1936); Meneer Visser’s hellevaart (Ï936) ; Het vijfde zegel (1937); Narcissus op vrijersvoeten (1938); De nadagen van Pilatus (1938); Sint Sebastiaan (1939); Rumeiland (1940); De zwarte ruiter (1940); Surrogaten voor Mark Tuinstra (1940); Aktaion onder de sterren (1941); Iersche nachten (1946); De vuuraanbidders (1947); Puriteinen en piraten (1947); De overnachting (1947, met Jeanne v. Schaik); Stomme getuigen (1947) De andere school (1948); De redding van Fré Bolderhey (1948) ; Pastorale 1943 (1948); Bevrijdingsfeest (1949); De kellner en de levenden (1949); Avontuur met Titia (1949, met Henr. v. Eyk); De koperen tuin (1950); De dokter en het lichte meisje (1951); De vijf roeiers (1951); Ivoren wachters (1951); De verminkte Apollo (1952); Op afbetaling (1952). Essays: Lier en lancet (1939); Albert Verwey en de idee (1940); De Poolsche ruiter (1946); Muiterij tegen het etmaal (2 dln, 1941-1947); Het eeuwige telaat (1946); De toekomst der religie (1947); De glanzende kiemcel (1948); Essays in duodecimo (1952); De schandalen (1953).

Lit.: G. H. ’s Gravesande, in: Sprekende schrijvers (1935, interview); J. Schepens, in: Werk 1939; M. ter Braak, De duivelskunstenaar (posthuum, 1945); C. Binnerts, in: In de verstrooiing (1945); A. v. Duinkerken e.a., Over S. Vestdijk (1949) 5 Vestdijk-nummer van Podium (1949); H.

Marsman, in: Verz. Werk III en IV; Marja, in: Binnendijks-Buitendijks (1949); W. L. M. E. v. Leeuwen, in: De ivoren toren (1950); D.

A. M. Binnendijk, in: Randschrift (1951).

< >