Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

HARLINGEN

betekenis & definitie

(Friese naam: Harns), stad en gemeente in de provincie Friesland van 264 ha met (1950) 11 021 inw., van wie (1947) 73 pc tProt., 13 pct R.K. en 14 pct zonder kerkelijke gezindte, is gelegen aan de Waddenzee, de spoorlijn naar Leeuwarden en het Van Harinxmakanaal en in de onmiddellijke nabijheid van de afsluitdijk van het IJsselmeer. Het oudste gedeelte van de stad ligt tussen de Noorderhaven (met 17de-eeuwse graanpakhuizen), de Voorstraat met een aantal oude gevels en de Zuiderhaven.

De voornaamste gebouwen zijn het stadhuis (18de eeuw), met een toren en een monument voor Simon Stijl, en de Hervormde Grote of Nieuwe Kerk. Ten Z. der stad, op de zeedijk, prijkt de ,,Stenen Man”, een in 1774 hernieuwd monument van Gaspar de Robles, onder wiens invloed de dijken in de 16de eeuw werden verbeterd. Op de Grote Bredeplaats staat het monument van de Friese admiraal Tjerk Hiddes de Vries.De stad Harlingen is de belangrijkste havenplaats van Friesland en staat in geregeld stoombootverkeer met Londen, Huil, Goole en Leith en verschillende plaatsen in Nederland. Dagelijkse diensten onderhouden de verbinding tussen de eilanden Vlieland en Terschelling.

De haven bestaat uit twee buiten- en twee binnenhavens, terwijl in 1950 een nieuwe voorhaven is gemaakt naar de grote provinciale sluizen, toegang gevende tot het Van Harinxmakanaal. De goederenaanvoer bedroeg in 1949: 76737 ton, bestaande uit hout, steenkool, cement, stukgoederen, kali en stortsteen. De goederenuitvoer bedroeg in dat jaar 85 422 ton, bestaande uit stukgoederen, zuivel, poot- en consumptieaardappelen, strokarton en uien. Door de binnenvaart werd in 1949 uit het buitenland aangevoerd: 76 159 ton, bestaande uit briketten, basalt- en porfierslag, hoogovenslakken, stortsteen, grint, hout, zand, cement, betonijzer en kunstmest.

De industrie van Harlingen omvat scheepsbouw, schoonderijen van granen, cocosmatten-, rubberwaren-, smeerolie-, dakpannen-, margarinefabriek, fabriek van suikerwerken, visrokerij, houtzagerij, vetsmelterijen, exportslagerijen, enz.

GESCHIEDENIS

Harlingen, ontstaan uit twee stinsen „Harns” en „Harliga” en in vroeger eeuwen van vestingwerken voorzien, was aanvankelijk van geringe omvang. In 1572 verklaarde de stad zich voor de prins. Naarmate Friesland zich in economisch opzicht meer op Holland ging oriënteren steeg de betekenis van Harlingen; de stad werd in 1580 en verder in 1597 belangrijk vergroot, zodat zij na Leeuwarden de grootste Friese stad was. De admiraliteit voor Friesland en Groningen werd in 1645 van Dokkum naar Harlingen verplaatst. In 1787 werd zij door de patriotten van Franeker belegerd, in 1825, evenals in 1776 door een watervloed bezocht, in de jaren 1870-1877 van nieuwe havenwerken voorzien, die in 1912 en 1934 werden verbeterd. In Wereldoorlog II werd Harlingen op 12 Mei 1940 bezet en op 17 Apr. 1945 bevrijd.

Lit.: D. A. Postema, Gedenkboek ter gelegenheid v. h. 700-jarig bestaan v. d. stad H. (1934); E. van Hinte, Sociale en economische geografie van Harlingen, diss. Amsterdam (1936); H. H. Drost, H. in oorlogstijd (1946).

< >