Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

ASTROLOGIE

betekenis & definitie

(z astrale religie) is een wetenschap, die berust op het denkbeeld, dat er een samenhang is tussen het gebeuren op aarde en de bewegingen der hemellichamen daarboven. Er bestaat een vaste relatie tussen wat aan de hemel en wat op aarde geschiedt, in het bijzonder datgene, wat met den mens voorvalt.

De mens is een wereld in het klein (microkosmos), welker samenstelling en geschiedenis met die van de wereld in het groot (macrokosmos) nauwkeurig harmoniëren. Het lot van den mens is dus noch onderworpen aan het toeval, noch staat het in de wereld geïsoleerd, doch het wordt bepaald volgens eeuwige wetten door de loop der sterren. Van de geboorte tot de dood is het leven door duizend draden met het leven aan de hemel verbonden: „Geboren wordend sterven wij en het einde hangt aan het begin”, zoals de grote Romeinse astroloog-dichter Manilius zegt. In deze gigantische analogie tussen hemel en aarde, die geen ruimte laat voor enig toeval en die maakt, dat alles met alles samenhangt, ligt de kracht en de bekoring van de astrologische wereldbeschouwing.Voor de praktijk des levens komt het er nu op aan die samenhang te begrijpen. M.a.w. men moet de bewegingen aan de hemel kunnen verstaan, het „schrift des hemels” kunnen lezen, de openbaring, die aan de sterrenhemel gegeven is, kunnen doorgronden. De sterrenwichelaar bezit de daartoe nodige, zeer ingewikkelde kennis. Hij kan dan ook niet slechts de mensen raden met het oog op allerlei gebeurtenissen, hij kan ook het juiste tijdstip bepalen voor een gewichtige handeling, hij kan ook het karakter, de aanleg van den mens aflezen uit de „constellatie”, die zijn geboorte zag. De laatste kunst noemt men wel die der nativiteit, of ook: het stellen van de horoskoop, d.w.z. het bepalen van de plaats in de Dierenriem, die „het uur der geboorte aanziet”. Met de dierenriem heeft de astrologie nl. in het bijzonder te maken.

Belangrijker nog zijn zon, maan en de planeten, die elk in de dierenriem hun zgn. „huis” hebben. Het besef, niet aan het toeval of de willekeur van vijandige machten overgeleverd te zijn, weegt op tegen het volstrekte fatalisme, dat het gevolg is van de astrologische wereldbeschouwing en dat kan worden gevoeld als een drukkende slavernij.

De astrologie is afkomstig uit Babylonië, waar van zeer oude tijden af de wichelaars een grote kennis van de loop der planeten bezaten en waar de theorie van de analogie tussen hemels en aards gebeuren werd opgesteld. In de moderne wetenschap noemt men dan ook die theorie wel de Oudoosterse wereldbeschouwing. Haar grootste bloei beleefde de astrologie in het tijdperk van het Hellenisme. Allerlei parallellen werden toen getrokken; zo werden de zeven metalen in verband gebracht met de zeven planeten; ook de dagen der week (die ook nog bij ons hun namen aan de sterren ontlenen) en de grote wereldperioden (Gouden, IJzeren Eeuw enz.) werden in hetsysteem opgenomen. In de Romeinse keizertijd was de astrologie mode. De keizers konden haar zomin missen als de dames, die geen uitstapje zouden ondernemen zonder haar astrologische kalender te raadplegen. Klopte de uitkomst niet met de theorie, dan had de astroloog zijn werk niet goed gedaan of zich vergist (nog in de nieuwe tijd vergelijkt men gaarne de feilbaarheid der astrologen met die der artsen).

Het Christendom was de astrologie vijandig gezind, hetgeen niet betekent, dat men de astrologische theorie verwierp, maar wel, dat men de stermachten als duivels beschouwde en Christus als hun overwinnaar. De astrologie is echter toch in de christelijke wereld binnengedrongen. De middeleeuwen zijn getuige van een geweldige astrologische renaissance onder invloed van de Mohammedaanse cultuur. En hoe sterk de Renaissance van astrologische gedachten vervuld was, kan ieder nagaan aan Dürer’s Melancolia (Vergel. E. Panofsky-F. Saxl, Dürers Melancholici, 2.

Aufl. 1932). Met de opbloei der moderne natuurwetenschap en der astronomie vond de astrologie haar einde. Maar men kan ook zeggen, dat de astrologie de moeder is geweest van de astronomie, gelijk de alchemie die der chemie. De eerste grote sterrenkundigen zijn dan ook als astrologen begonnen: Tycho Brahé en Kepler.Toch, hoezeer ook nog de Romantiek met de astrologie dweepte, haar methode kon geen stand houden voor de gewijzigde wereldbeschouwing: zij stond of viel immers met het Ptolemaeïsch wereldbeeld. In de jongste tijd herleeft, onder invloed van het veldwinnend occultisme, ook de astrologie weer. Maar nu zijn het dilettanten en geen mannen van wetenschap, die zich aan haar beoefening wijden.

In Nederland verscheen een Inleiding tot de Moderne Astrologie (bij den uitgever P. Dzn. Veen, te Amersfoort, waar men ook Tabellen tot het opstellen van Horoskopen krijgen kan), terwijl C. Aq. Libra en A. E.

Thierens aan de astrologie uitvoerige studies wijdden. Ook werkte hier het Nederl. Astrologisch Genootschap en verscheen het tijdschrift Urania. Het best oriënteert over de geschiedenis, de methode en de betekenis der astrologie Franz Boll, Sternglaube und Sterndeutung (3de druk, 1926).

PROF. DR G. VAN DER LEEUW

Lit.: F. X. Kugler, Sternkunde und Sterndienst in Babel, 3 Tle (Münster-Freiburg 1907-1935); Wilde, Chaldean Astrology (London 1912); A. Bouché-Leclercq, L’astrologie grecque (Paris 1899); P. Choisnard, Les objections contre l’astrologie (Paris 1927); Idem, Le langage astral (Paris 1928); Idem, Preuves et bases de l’astrologie scientifique (Paris 1922); K. F.

Bayer, Die Grundprobleme der Astrologie (Leipzig 1928); H. A. Strauss, Der astrologische Gedanke in der deutschen Vergangenheit (1926).

< >