Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Boek

betekenis & definitie

wordt taalkundig in verband gebracht met het Germaanse woord voor beuk, dus: tafeltje van beukenhout (vgl. Lat. liber, bast, later het daarop geschreven boek; en Grieks βιβλίον, biblion, van biblos, d.i. papyrusplant of ook de bast daarvan; later ook het daarop geschreven boek).

In de Oudheid werd het materiaal, waarop men schreef, vervaardigd uit de bast van de papyrusplant. De losse bladen lijmde men aan elkaar en het geheel werd om een cilinder gerold; vandaar dat men sprak van volumen (mv. volumina), dat „rol” betekent, welk woord ook thans nog in Frankrijk en Engeland voor „deel van een boekwerk” in gebruik is.

De boeken der Babyloniërs en Assyriërs waren geschreven op tabletten van gebakken aardewerk. In Indië werden de bladeren van de palmboom gebruikt, zoals heden nog steeds op Bali. Bij de Grieken en Romeinen werden door daartoe aangestelde slaven boeken in grote hoeveelheden vermenigvuldigd. Sedert de 2de eeuw v. Chr. kwam het perkament in gebruik naast papyrus. Vooral sinds de 7de eeuw werd dit het enige schrijfmateriaal, omdat de papyrus uit Egypte, door het optreden der Arabieren in dat land, niet meer te krijgen was.

Het perkament werd bij voorkeur samengevouwen en in katerns verenigd, die werden samengevoegd tot de zgn. codex (van Lat. caudex, plank, oorspronkelijk de naam voor de aan elkander bevestigde beschreven wastafeltjes, die op planken waren aangebracht). Omdat het perkament duur was, schuurde men reeds gebruikte bladen met puimsteen af als men ze opnieuw wilde gebruiken (palimpsest). In de loop der 14de eeuw kwam het papier in gebruik.

In de middeleeuwen waren boeken zeer zeldzaam en dus uiterst kostbaar. Nog overgebleven catalogi van enkele kloosterbibliotheken wijzen ook op de geringe hoeveelheid boeken. Later echter werd het afschrijven van boeken een plicht voor de monniken. Daaraan is het te danken, dat vele werken uit de Oudheid nog tot ons zijn gekomen. De boeken werden op allerlei wijze versierd, zowel door fraaiheid van lettervorm als door tekeningen (miniaturen) en randlijsten. De uitvinding van de boekdrukkunst bracht natuurlijk geweldige veranderingen met zich mede.

De indeling van het boek geschiedt thans volgens vaste regels. Van buiten naar binnen gaande komt men achtereenvolgens tegen: stofomslag (beschermomslag of wrapper), band, schutblad, Franse of voor-de-handse titel, titel (soms, bij meer delen, een deeltitel), opdracht, voorwoord, inhoud (deze onderdelen beginnen op de rechtse of recto-pagina, de verso-pagina blijft wit), tekst (hierbij onderscheidt men nog aan het begin van het hoofdstuk de begin- of voorslagpagina, met eventueel een koplijst en/of initiaal, en aan het eind van het hoofdstuk de staartpagina), nawoord, literatuuropgave, lijst van platen, register, colophon, errata. Niet bij elk boek komen deze onderdelen voor. Het gedeelte voor de tekst heet voorwerk, dat na de tekst heet nawerk. Het voor- en nawerk werd voorheen en wordt nog wel Romeins genummerd in tegenstelling met de tekst, die een Arabische nummering heeft.

DR B. VAN DEN BERG

M. H. GROENENDAAL JR

Lit.: Birt, Das antike Buchwesen (Berlin 1882); Schottenloher, Das alte Buch (2de dr. 1921); Van der Meulen, Over de liefhebberij voor boeken (Leiden 1892); Dahl, Gesch. d. Buches (1928); Ger Schmook, De wordingsgesch. v. h. Boek (Antwerpen 1931); F. Milkau, Handb. der Bibliothekwiss. dl I (1931); W. Schubart, Das Buch bei den Griechen und Römern (2. Aufl. 1921).