Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SARDINIË

betekenis & definitie

(Ital.: Sardegna), Italiaans eiland, na Sicilië het grootste eiland van de Middellandse Zee, ligt 12 km ten Z. van Corsica, door de Straat van Bonifacio er van gescheiden en ca 220 km van het vasteland. Het wordt ten O. door de Tyrrheense Zee, ten W. door de Zee van Sardinië begrensd.

Het enigszins rechthoekige eiland (grootste lengte: 270; grootste breedte: 154 km) heeft een opp. van 23.834 km2, met de bijbehorende kleinere eilanden een van 24.089 km2 (ruim 3/4 van Nederland). Onder de bij Sardinië behorende eilanden zijn: Sant’Antioco, San Pietro, Asinara, Maddalena (met oorlogshaven) en Caprera (het voornaamste, met laatste woning en graf van Garibaldi). Hoofdstad van Sardinië is Cagliari.Bodemgesteldheid

De kust vertoont grote inhammen, veroorzaakt door de Golven van Cagliari, van Palmas, van Oristano, van Asinara en van Dorgali. Het land is grotendeels bergachtig; de voornaamste toppen zijn: Punta Lamarmora (1834 m, in het Gennargentu-gebergte), Bruncu Spina (1829 m) en de Monte Limbara (1829 m). De belangrijkste der talrijke onbevaarbare en dikwijls waterarme rivieren zijn de Tirso (150 km), Flumendosa (122 km), Mannu-Coghinas (123 km) en Samassi (84 km). De meren beslaan een oppervlakte van 8690 ha; hiertoe behoren vooral de strandmeren van Cagliari, Cabras en Sassu en het grote stuwmeer van Tirso.

Klimaat, plantengroei

Cagliari heeft een gemiddelde jaartemperatuur van 17 gr. C. (Juli 24 gr. C.). De zomers zijn heet en droog, de winters regenrijk (jaargemiddelde 720 mm). De plantengroei is weelderig. Alle cultuurgewassen van de zuidelijke Middellandse-Zeelanden groeien hier, dwerg- en dadelpalmen zijn er inheems; ca 6000 km2 is met bos bedekt. De mouflon (wild schaap), wilde zwijnen en herten komen vaak in de bergwouden voor.

Bevolking

Deze is zeer dun gezaaid (1951) 1.273.710 (52 per km2) inw. De Sarden vormen een vermenging van Italianen met verschillende volken en naderen in hun wezen de Spanjaarden. De taaleigens wijken sterk van elkander af. De Sarden, klein van stuk evenals het veetype op het eiland, zijn nog zeer eenvoudig in denken en leefwijze, over het algemeen rustig en afgemeten, dikwijls melancholiek, zoals de poëzie bewijst, gastvrij, maar daarnaast geneigd tot wraak en geweld. Sardinië bezit 2 universiteiten, daterend uit 1626 en 1677, resp. in Cagliari (142.000 inw.) en Sassari (68.000 inw.).

Middelen van bestaan

De voornaamste middelen van bestaan zijn landbouw (olijfolie, amandelen, zuidvruchten, wijn, tabak, graanproducten, peulvruchten en vlas), in de hoger gelegen streken: veeteelt (schapen, geiten, runderen en paarden). De visserij is van veel belang (tonijnen, sardinen en kreeften). De mijnbouw (vooral in de provincie Cagliari, spec. bij Iglesias en Monteponi) levert vnl. zink en lood, voorts ijzer, koper, mangaan, zilver en antimonium. Ook is er marmer en graniet aanwezig. Tussen Terranova aan de N.O.-kust en Civitavecchia, de haven van Rome, is een dagelijkse mailverbinding, terwijl tussen Cagliari en Genua, Napels, Palermo en Tunis stoombootverbindingen zijn. Tussen de voornaamste steden zijn spoorverbindingen (ca 500 km normaalspoor en ca 1000 km smalspoor).

Lit. (moderne): V. Alinari, In Sardegna: note di viaggio (Firenze 1915); Th. Herzog, Ueb. die Vegetationsverhältn. S.s. (Englers Botan. Jahrb. Bd 42, 1909); E.

Scheu, S., Landeskundige Studien (Leipzig 1923); A. Steinitzer, Die vergessene Insel (Gotha 1924); Guida d’Italia: T. C. I., Sardegna e Corsica (Milano 1929); Max Niehaus, S. (Frankfurt 1938).

Taal

Het Sardisch vertoont zo volkomen eigen karaktertrekken, dat de linguïsten het niet als een Italiaans dialect behandelen maar als een afzonderlijke Romaanse taal. Overigens zag reeds Dante (De vulg. eloq. I, cap. XI) dit in. Wil men het eigenlijke Sardisch bij een dialectsysteem inlijven, dan is dit niet onbetwistbaar het Italiaanse. In menig opzicht nadert het het meest nabijgelegen taaleigen van Spanje, het Catalaans: in Alghero (West-Sardinië) wordt vrijwel zuiver Catalaans gesproken. Echter moet men onderscheiden.

In het midden van het eiland heeft men het Logudorees, dat de oude taal van heel Sardinië was en ruim in oude juridische en (nog 14de-eeuwse) literaire teksten voorkomt; in het Z. het Campidanees, dat door langdurig contact veel Castiliaanse elementen bevat; in het N. het Gallurees en Sassarees, onderling haast gelijk, die het Corsicaans nabij staan en, evenals dit, sterk uit Toscane en Genua zijn beïnvloed. Alleen het Logudorees is dus een aparte taal; de andere zijn dialecten. De oorzaak van een en ander is de vroege (238 v. Chr.) verovering van het eiland door de Romeinen geweest, waardoor een zeer vroeg Latijn hier als basis der latere volkstaal heeft gediend, samen met zowaar Vóórromeinse invloeden, Griekse, en natuurlijk latere Castiliaanse uit de Spaanse tijd. Wat opvalt is de lidwoordvorming su, sa (uit Lat. ipsu, -a), tegen Ital. il, la (uit Lat. illu-) en voorts vele recht uit het Latijn overgebleven woorden als rese uit Lat. res, zaak (Ital. cosa), dícare uit Lat. dícere, zeggen (Ital. dire), of fegit, Lat. fecit, maakte; terwijl in bonu, malu, Ital. buono, malo (goed, slecht) de u niet in o is getransformeerd. De zuiver Italiaanse deelneming aan het Sardisch lexicon wordt op 8 pct, de Catalaanse op 4 pct geschat.

De Duitser M. L. Wagner is de grote Sardisch-kenner uit moderne tijd.

DR MR H. VAN DEN BERGH

Lit.: M. L. Wagner, Sardische Etymologie, in: Ztschr. f. rom. Phil. Bd 32, en in Kulturhist. Ztschr.

Bd 2 (1911); Idem, dl 8 (Sardinië) in Jud u. Jaberg, Sprach- u. Sachatlas Italiens u. d. Südschweiz (1940).

Kunst

De overblijfselen van monumenten van geschiedenis en kunst op Sardinië stammen vnl. uit praehistorische tijd (zgn. Uta-kunst, bronzen in museum te Cagliari), enkele uit de Oudheid en Byzantijnse tijd en de meest artistieke uit de tijd van de Pisaanse overheersing van de 11de tot de 13de eeuw. Verder zijn nog enkele kerken uit de Catalaanse tijd bewaard. Uit praehistorische tijd o.a. zijn graven over, de zgn. domus de janas (woningen van feeën), o.a. in Sedini, en graven van de reuzen, maar vooral de nuraghe, conisch gebouwde torens van grote blokken natuursteen, zonder cement op elkaar gestapeld. Dit waren verdedigingstorens, waarvan er 6000 gevonden zijn. De meeste zijn in het midden van het eiland bij Nuoro, Macomer, Abbasanta (N.

Losa, in drie verdiepingen) en Torralba (N. van S. Antimu, 17 m hoog). Bij Serruci zijn nog ruïnes van een grote praehistorische nederzetting.

De belangrijkste overblijfselen uit de Oudheid zijn de Phoenicische ruïnes van Tharros bij Bosa en het Romeinse amphitheater van Cagliari. Uit de Byzantijnse tijd zijn nog de kerk S. Saturnino in Cagliari (9de en 10de eeuw) en het oratorium S. Giovanni in Assemini.

De fraaiste en zorgvuldigst bewerkte kerken zijn alle in Pisaans-Romaanse stijl gebouwd. De mooiste staan in Tratalias, S. Maria (12de eeuw); Porto Torres, S. Gavino (11de eeuw); Ardara, S. Maria del Regno; bij Sassari SS. Trinità di Saccargia (12de eeuw) en Uta bij Decimomannu (12de eeuw).

Cagliari bezit nog muren en torens uit de Pisaanse tijd. Uit de Catalaanse tijd zijn nog enkele Gothische kerken uit de 14de eeuw over, o.a. in Thiesi, Alghero, Iglesias en Dolianova Serdiana.

Geschiedenis

1. Oudheid

De vroegst bekende inwoners van Sardinië, de Sardi, waren van Iberische en (of) Libyse oorsprong als gevolg van invallen uit Spanje en Afrika (voor verdedigingswerken, nuraghen, zie hiervóór kunst). De Sjardana op Egyptische monumenten uit de 14de en 13de eeuw zijn vermoedelijk de Sardi. Sardinië werd al vroeg door de Phoeniciërs als transito-station voor hun tochten naar Spanje gebruikt; later (ca 500 v. Chr.) kwam het onder Carthaagse heerschappij. Hierdoor miste het Griekse kolonies. De Romeinen maakten in 238 v.

Chr. gebruik van de Carthaagse huurlingenopstand (zie Hamilcar) om het eiland te bezetten; in 227 werd het met Corsica provincie onder een praetor. Maar opstanden der bewoners hielden de Romeinen voortdurend bezig, nog in de Keizertijd. Het zeer ongezonde eiland werd als strafkolonie door de Romeinen gebruikt; de gedwongen arbeid in de mijnen gold als dodelijk. Maar het was in de Oudheid zeer vruchtbaar.

2. Na de Oudheid

Bij de ondergang van het Westromeinse Rijk viel Sardinië in 456 in handen van de Vandalenkoning Geiserik, maar werd in 534 door Cyrillis heroverd en bleef met een korte onderbreking Byzantijns, nominaal tot in de 10de eeuw. In het begin der 8ste eeuw begonnen de aanvallen van de Saracenen, echter zonder ander resultaat, dan dat Sardinië zich onafhankelijk maakte van Byzantium en door inheemse „rechters” werd geregeerd. Eerst in het begin van de 11de eeuw onderwierp emir Moegehid van Denia in Spanje, die ook de Balearen beheerste, bijna het gehele eiland. De paus predikte tegen hem de kruistocht en beloofde Sardinië aan hem, die het op de Mohammedanen veroverde. De Pisanen en Genuezen rustten in 1015 een vloot uit en verjoegen hem. Toen Moegehid in 1016 terugkeerde, werd hij nogmaals verslagen en in 1022 definitief verdreven. In de strijd, die toen tussen de overwinnaars om het handelsmonopolie op het eiland ontstond, behaalde Pisa de overhand, dank zij de paus.

Sedert Gregorius VII maakten daarom de pausen aanspraak op de opperheerschappij over Sardinië, dat uit 4 districten bestond, aan het hoofd waarvan rechters stonden, die soms ook koningen werden genoemd. Keizer Frederik I benoemde in 1164 de rechter Bareso van Arborea tot koning van Sardinië en beleende in 1165 Pisa met het eiland; zijn oppermacht over Sardinië werd echter niet algemeen erkend. Ook de zoon van Frederik II, Enzio, die in 1241 met Adelasia, de erfgename van twee Sardijnse districten, huwde en door zijn vader tot koning van Sardinië werd benoemd, vertoefde slechts korte tijd op het eiland. Daar de strijd om Sardinië tussen Genua en Pisa voortduurde, overmeesterde Jaime II van Aragon het eiland met steun van paus Bonifacius VIII, maar eerst diens zoon Alfonso was definitief meester van Sardinië (1323). In 1326 erkende ook Pisa zijn heerschappij over het eiland, dat, niettegenstaande herhaalde opstanden, waarin ook Pisa en Genua dikwijls een rol speelden, voortaan bij Aragon bleef. In 1355 werden naar Aragons voorbeeld Cortes bijeengeroepen; sedert 1388 werd het eiland door Spaanse vice-koningen bestuurd.

Eerst gedurende de Spaanse Successie-oorlog kwam er verandering: in 1708 moest Cagliari zich aan de Engelse vloot overgeven en werd het door Karel van Oostenrijk in bezit genomen. De Vrede van Utrecht gaf aan deze het gehele eiland. In 1717 heroverde een Spaanse vloot Cagliari (zie Alberoni) en in 1720 werd Sardinië aan de hertog van Savoye gegeven, in ruil voor Sicilië. De hertogen noemden zich voortaan koningen van Sardinië (zie Sardinië), van wie vooral Karel Emanuel III (1730-1773) veel voor de bloei van het eiland heeft gedaan. In 1792 en 1793 werden de aanvallen der Fransen afgeslagen, maar in 1794 leidde het conservatisme van koning Victor Amadeus III tot een revolutie in Franse geest. Vijf jaar later moest Karel Emanuel IV uit Piemont vluchten voor de Franse aanval en hij verbleef op Sardinië tot 1814. Tot 1848 behield het eiland een eigen vice-koning, daarna werd het met Savoye geheel verenigd.

Tijdens Wereldoorlog II werd Sardinië door de Geallieerden uit de lucht gebombardeerd. Op 21 Sept. 1943 gaven de Duitsers het eiland zonder strijd prijs.

Lit.: Beska, La Sardegna mediocvale, 2 dln (1908/’09); Filia, La Sardegna cristiana, 3 dln (1909-1929); E. Pias, Storia della Sardegna e della Corsica durante il dominio Romano, 2 dln (1923); A. Melis, Dominazione sabauda in Sardegna (1933); Raffaele Ciasca, Bibliografia Sarda (1931-1934), 5 dln (geeft 21.449 titels).

< >