is een term met verschillende inhoud. Zo beduidt hij de aan ieder individu eigen wijze van schrijven; in deze zin wordt handschrift bestudeerd door de grafologie*.
Ook de tekst van een boek zoals deze onder de hand van de auteur gereed komt wordt handschrift of manuscript genoemd. In engere zin zijn handschriften de voorgangers van het gedrukte boek. Slechts zelden zijn zij een autograaf (door de auteur persoonlijk geschreven), gemeenlijk een afschrift uit de Oudheid, de Middeleeuwen of uit later tijd, wel te onderscheiden van alles wat men onder de naam oorkonde* samenvat. Deze oude handschriften vormen het object der handschriftkunde. Zij hebben tot ca 1440 geheel de belangrijke culturele taak van het boek vervuld.Het oudste middel waarin de mens zich schriftelijk heeft uitgedrukt zijn inscripties* in stenen, metalen en hout. Assyriërs en Babyloniërs krasten hun spijkerschrift in zachte kleitabletten. In Egypte ontdekte men de papyrus als schrijfmateriaal; Grieken en Romeinen namen het over. De papyrologie (<2 papyrus) bestudeert de op papyrus overgeleverde handschriften. Zolang dit materiaal gebruikelijk bleef is de rol de gewone vorm van het „boek” geweest, vandaar de Latijnse naam volumen (van volvere, oprollen).
Naast gebakken klei, papyrus, e.d. maakte men reeds zeer vroeg gebruik van hout bestreken met een of andere substantie, meestal zwarte was op uitgehold hout, de tabulae ceratae. Twee of meer van deze plankjes, scharnierend verbonden heetten codex*, waarvan niet alleen de naam overging op geschreven boeken in het algemeen (zie ook Bijbel), doch de codex is ook het voorbeeld geweest voor de vorm van het boek in perkament en papier. De tabulae ceratae zijn nog lang in gebruik gebleven (in de Middeleeuwen onder de naam „tafelkine”), ook na de uitvinding van het perkament*. De overwinning van perkament op papyrus als schrijfmateriaal werd ten dele beïnvloed door de overwinning van het Christendom op de godsdiensten der Oudheid, die zich uitsluitend van papyrus bediend hadden; als heidense cultuur werd ook de papyrus afgewezen. Op zijn beurt werd perkament verdrongen door het papier*. Tot in het begin van de 15de eeuw zijn papieren handschriften betrekkelijk zeldzaam. Een tijdlang heeft men nog handschriften gemaakt uit papier en perkament; een katern papier werd in een vel perkament gestoken en kreeg er nog een in het midden bij; ca 1535 houdt dit echter op. Een uiterst belangrijke rol bij het vervaardigen van de Europese handschriften hebben de kloosters gespeeld.
Het schrijven der monniken was kalligrafie („monnikenwerk”). Bovendien kregen hun handschriften vaak nog zeer bijzondere waarde door de verluchting. Vele schrijfscholen waren hierom beroemd (zie: miniatuur). Minstens zo belangrijk als het schrijfmateriaal (z ook inkt) was het schrift. De wetenschap die zich wijdt aan de studie van het oude schrift is de palaeografie*. Het gedrukte boek behaalde eerst ca 1560 een definitieve overwinning op het handschrift.
In Europa berusten thans nog ca 80.000 handschriften in openbare bibliotheken. Er is echter stellig zeer veel verloren gegaan. In de laatste jaren van de 15de en de gehele 16de eeuw door werden zij zo weinig gewaardeerd dat boekbinders ze versneden voor bindwerk of opkookten om lijm te bereiden. Beeldenstorm, Franse revolutie en oorlogen hebben aan dit cultuurbezit vaak onnoemelijke schade toegebracht.
Lit.: Over handschriftenkunde en palaeografie zonder Palaeografie.