Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

HANDSCHOEN

betekenis & definitie

noemt men uit leder, bont, zijde, wol, katoen, linnen, asbest, gummi enz. vervaardigde handbedekkingen. Men onderscheidt korte of lange handschoenen, naargelang zij de hand of tevens de arm bedekken.

De glacé handschoenen worden vnl. van geitenvellen vervaardigd, mindere kwaliteit van lamsvellen, de slechtste van schapenvellen. Het leder wordt, nadat het door looien bereid en geverfd is, aan de buitenzijde met scherpe klingen bewerkt om het een gelijkmatige sterkte te geven. Alleen fijnere soorten worden nog met de hand in elkander gezet; voor het overige geschiedt de bewerking geheel machinaal.Reeds oude volkeren uit Voor-Azië droegen handschoenen; op Egyptische gedenktekenen wor-

den lange handschoenen door hen als belastingen of geschenken meegebracht. Eveneens droegen de oude Perzen vingerhandschoenen van kostbaar bont. Homerus vertelt, dat herders en arbeiders ruwe handschoenen droegen, om zich tegen doornen te beveiligen; verder beschouwden de Grieken handschoenen als een teken van verwijfdheid, hoewel, vooral in latere tijd, bij de maaltijd van een soort handschoenen gebruik gemaakt werd. Wij vinden deze digitalia eveneens bij de Romeinen, die ook zonder vork of lepel de spijzen met hun handen naar de mond brachten. De oude Scandinaviërs, de Germanen van latere tijd, de Franken enz. gebruikten eveneens handschoenen van primitieve vorm. In de middeleeuwen werden bij de wapenrusting handschoenen van maliën gedragen; later van leder, op de rugzijde met metalen platen bezet.

Bij het vrouwelijk toilet werden fijne lederen handschoenen een onmisbaar onderdeel, terwijl de stevige handschoen, ter bescherming van de hand op de valkenjacht, extra vermelding verdient. In het rechtswezen worden handschoenen van het vel van wilde dieren of otters als een symbool voor sommige schenkingen beschouwd; in het ridderwezen als symbolen van de investituur, belening en rangverhoging; bij uitdagingen wierp men de tegenstander een handschoen in het gezicht, het oprapen was een bewijs, dat men de uitdaging aannam. In de 16de eeuw waren handschoenen algemeen in gebruik; de Spaanse waren het meest in de mode, daarna de gele zeemlederen; witte waren nog voornamer; borduurwerk en gouden knoopjes waren zeer geliefd. Meest hadden deze handschoenen grotere of kleinere kappen. Er werd grote luxe mee gedreven: geparfumeerde, kostbare handschoenen behoorden tot de meest precieuze geschenken. Later, sedert de 18de eeuw, werd de handschoen verlengd, met het doel het ontbrekende deel van de mouw aan te vullen, een gewoonte die tot in de 20ste eeuw standhield en in hofkringen nog steeds is voorgeschreven.

Aanvankelijk reikte hij tot de elleboog; na Waterloo ziet men lange, witte handschoenen tot halverwege de bovenarm dragen. Bij de enorme pofmouwen van ca 1833 en 1895 met een smalle opening tussen de handschoen en de mouw. Met het langer worden der mouwen kwamen de korte handschoenen weer in zwang. In het begin van de 20ste eeuw droegen bezitsters van bescheiden beurzen mitaines (vingerloze handschoenen). Thans wisselen lange en korte handschoenen in de meest uiteenlopende materialen en technieken met de heersende mode af.

< >