Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Bloedziekten

betekenis & definitie

zijn ziekten van het bloed en van de bloedbereidende organen (beenmerg, lymphklieren, milt). Bij ziekten dezer organen ontstaan meestal, maar niet altijd afwijkingen in de morphologische samenstelling van het bloed, die soms alleen de rode of alleen de witte bloedlichaampjes of alleen de bloedplaatjes betreffen, maar die soms ook alle bloedcellen aantasten.

Een scherpe afgrenzing tussen de zgn. bloedziekten en andere ziekten is echter niet mogelijk o.m. omdat afwijkingen in de morphologische samenstelling van het bloed eveneens kunnen ontstaan bij allerlei ziekten, die men op goede gronden tot andere groepen rekent, bijv. infectieziekten, ziekten van nieren, longen enz. Evenmin kan een scherpe indeling van de bloedziekten worden gegeven, omdat men verschillende criteria moet gebruiken, die geen overeenstemmende resultaten geven.Practisch bruikbaar is de onderscheiding van de volgende groepen:

de anaemieën, waarbij het kleurstofgehalte van het bloed en meestal ook het aantal rode bloedlichaampjes te laag is, de polycythaemie, waarbij het aantal rode bloedlichaampjes te hoog is, de leucaemieën, waarbij abnormaal veel witte bloedlichaampjes worden gemaakt, de agranulocytosis, waarbij de vorming der witte bloedlichaampjes sterk is verminderd, de ziekten met haemorrhagische diathese (d.w.z. met een abnormale neiging tot bloeding) die op allerlei oorzaken kunnen berusten, de gezwellen die uitgaan van beenmerg, lymphklieren of milt (of volgens een andere indeling: gezwellen van myeloïde cellen, lymphoïde cellen of reticulo-endotheelcellen) en een groep ziekten, die voor zover zij niet tot een dezer groepen worden gerekend, grote gelijkenis kunnen vertonen met de leucaemieën, hoewel zij van geheel andere aard zijn en waarbij men vroeger sprak van pseudoleucaemie. De voornaamste bloedziekten worden elders besproken: zie agranulocytose, anaemie, Banti, beenmerg, haemolytische icterus, haemophilie, haemorrhagische diathese, leucaemie, lymphklieren, lymphogranuloma, milt, mononucleosis infectiosa, myeloma, polycythaemie, reticulo-endotheel.

DR H. J. VIERSMA

Lit.: W. M. Fowler, Hematology (New York & London 1945); M. M. Wintrobe, Clinical hematology (Philadelphia 1947); L. Heilmeyer, Handb. d. inn.

Medizin, Bd II, Blutkrankh. (Berlin 1942); H. Schulten, Lehrb. der Hämatologie (Leipzig 1939); A. Alder, Atlas des normalen u. pathol. Knochenmarkes (Berlin-Wien 1939); C. H. Best en N.

B. Taylor, The physiological basis of medical practice (London 1945); J. L. Gamble, Chemical anatomy, physiology and pathology of extracellular fluid, Cambridge (Massachusetts 1942); E. Gorter en W. C. de Graaff, Klinische diagnostiek (Leiden 1947); J.

P. Peters en D. D. van Slyke, Quantitative clinical Chemistry, Baltimore 1946); J. C. Todd en A. H.

Sanford, Clinical diagnosis by laboratory methods (Philadelphia-London 1945); G. A. Harrison, Chemical methods in clinical medicine (London 1947) (zie anaemie).

< >