(1) (off. afkorting N.Y.) is een der staten in het Midden-Oosten der V.S. en ontleent zijn naam aan de graaf van York, aan wie dit gebied in 1664 werd overgedragen. Het staatsmotto luidt „Excelsior”.
Met 127 438 km2, waarvan ca 4000 km2 water, is New York wat oppervlakte betreft de 29ste staat der V.S. Hij strekt zich uit tussen 40° 30' en 450 N.Br. en tussen 710 51' en 790 45' W.L. en heeft zijn grootste lengte (ca 500 km) in het O., waar een vrijwel N.-Z. verlopende lijn, in het N. gevormd door Lake Champlain en de Poultney River, New York van de New England-staten Vermont, Massachusetts en Connecticut scheidt. Hieraan sluit zich aan een smalle ca 100 km in Z.W. richting lopende kuststrook aan de Atlantische Oceaan, die vrijwel geheel door de stad New York en haar voorsteden is ingenomen. Vóór de kust liggen talrijke eilanden met een totale kustlijn van ca 600 km; het grootste hiervan is het 3629 km2 omvattende Long Island, dat slechts door de East River van het vasteland gescheiden is en zich ver in oostelijke richting uitstrekt. De westgrens van New York met New Jersey volgt eerst de benedenloop van de Hudson en buigt dan naar het N.W. af; van de knie van de Delaware River af vormt deze stroom de grens met de staat Pennsylvania tot de 42ste breedtegraad, die verder de grens aangeeft tot vrijwel Lake Erie, waar New York met ca 500 km zijn grootste breedte bereikt. Naar het N., N.O. en ten slotte O. ombuigend volgt de grens verder de Grote Meren (Lake Erie en Lake Ontario en hun verbindingsweg, de Niagara River, ten N.W. waarvan de Canadese provincie Ontario ligt) tot aan hun oostelijkste punt, van waar af de in N.O. richting stromende St Laurens River tot 450 N.Br. de grens aanduidt, die dan deze breedtegraad volgt in oostelijke richting tot Lake Champlain, met in het N. de Canadese provincie Quebec.
Wat bevolking betreft is New York de grootste staat der V.S. met in 1950 14 850 200 inw., hetgeen betekent, dat elke tiende inwoner der V.S. burger van de staat New York is. Met 116 inw. per km2 is New York de vijfde der V.S. (gemiddeld 19 inw. per km2). 95,6 pct der bevolking bestond in 1940 uit blanken, waarvan bijna 3 000 000 immigranten, de meesten Italianen (584 000) en Russen (436 000), maar ook veel Duitsers (317000), Ieren (205000), Polen (281000), Oostenrijkers (172000) en Engelsen (117 000). Van de niet-blanke bevolking waren ruim 571 000 (4,2 pct) negers en 8650 Indianen, die voor het merendeel in reservaten leven. Slechts 17 pct der bevolking leefde in plaatsen beneden 2500 inw.; van de 11,2 millioen stadsbewoners nam echter de stad New York alleen 7,4 millioen voor haar rekening. Het geboortecijfer van New York was in 1948 met 21,2 per mille een der laagste der V.S. (gemiddeld 24,2 per mille), het sterftecijfer van 11,1 per mille is slechts in Montana, Delaware en de New Englandstaten lager (gemiddeld V.S. 9,9 per mille). New York is verdeeld in 62 counties; de hoofdstad Albany ligt in Albany County aan de Hudson.
NATUURLANDSCHAP
Het grootste deel van New York bestaat uit tot de Appalachian Mountains behorende, zich in N. en N.W. richting uitstrekkende bergformaties, waartussen zich brede en vruchtbare rivierdalen bevinden. De gemiddelde hoogte van de staat is ca 300 m boven het zeeniveau. De eilanden Staten Island en Long Island zijn op een in westelijke richting lopende lage heuvelketen na vlak. Ten O. van de in zuidelijke richting stromende Hudson beginnen tegen de grens van New England aan de uitlopers van de Green Mountains en de Tatonic Mountains. Langs de westzijde van de Hudson strekken zich de Palisades en de Shawangunk Range uit, die naar het N. toe overgaan in de Catskill Mountains, afgesloten door het dal van de Mohawk, een in oostelijke richting stromende rechter zijrivier van de Hudson. De Adirondack Mountains, waarin zich het hoogste punt van de staat, de Mount Marcy (1629 m), bevindt, beslaan het grootste deel van het N.W. van New York.
De westelijke delen van New York bestaan uit een heuvelachtige hoogvlakte, die overgaat in de uitgestrekte vlakte langs de Grote Meren en zich in het N. voortzet in het brede dal van de St Laurens. Behalve om zijn agrarische betekenis, is deze bevaarbare rivier belangrijk als verbindingsweg tussen de Atlantische Oceaan en de Grote Meren. De Hudson is tot Hudson Falls eveneens bevaarbaar en van Troy af is een kanaal aangelegd, deels door verdieping van de Mohawk, tot Lake Ontario. Deze waterweg, het Barge Canal, staat weer in verbinding met het Erie-kanaal, dat achter de waterval in de Niagara uitkomt. Voorts verbindt het bij Hudson Falls beginnende Champlain Barge Canal de Hudson via de Poultney River met Lake Champlain. Andere grote rivieren zijn de aan de grens van New Jersey ontspringende, in N.O. richting stromende en ten N. van Kingston in de Hudson mondende Wallkill River; de Midden-New York ontwaterende bovenloop van de Delaware River en Susquehanna River, beide met talrijke zij stromen; de bronrivieren van de tot het stroomgebied van de Ohio behorende Allegheny River en de in N. richting stromende, in Lake Ontario mondende Genesee River en Oswego River.
Behalve de reeds genoemde meren zijn nog te vermelden de Finger Lakes, talrijke langgerekte en evenwijdig lopende meren in het W. van New York, terwijl het gebied van de Adirondack Mountains bezaaid is met kleine meertjes. Talrijke watervallen, waarvan de mooiste en meest bekende de Niagara Falls in de Niagara zijn, trekken niet slechts vele toeristen, maar leveren tevens aanzienlijke hoeveelheden electriciteit.
Oorspronkelijk was het gehele gebied van New York met bossen bedekt en nog heeft de staat een grote rijkdom aan hout met uitgestrekte naaldwouden in de hogere, aanzienlijke loofwouden in de lagere gebieden.
KLIMAAT
New York heeft, behalve aan de kust waar de nabijheid van de zee de tegenstellingen enigszins verzacht, grote temperatuurverschillen tussen de seizoenen; het koudste gebied zijn de bergstreken in het O. van de staat. De gemiddelde Jan.-temperatuur is te New York City, Albany en Buffalo resp. 32,9,24,6 en 25,8 gr. F., de gemiddelde Juli-temperatuur resp. 74,4, 73,2 en 70,1 gr. F., terwijl de maxima aldaar 102, 104 en 97 gr. F., de minima -14, -24 en -20 gr. F. zijn.
Het gemiddelde groeiseizoen bedraagt in deze observatieplaatsen resp. 211, 174 en 180 dagen. De meeste regen valt in de kuststreken en hier zoals elders in de staat belemmert dikwijls zware sneeuwval het verkeer. De gemiddelde jaarlijkse neerslag bedraagt te New York City, Albany en Buffalo resp. 1057, 832 en 841 mm. Talrijk zijn ook de wervelstormen, die het gebied van New York teisteren.
MIDDELEN VAN BESTAAN
De landbouw voorziet in de vruchtbare rivierdalen en in de lagere westelijke gebieden in het bestaan van een belangrijk deel der bevolking. Hoewel de betekenis hiervan door de opkomst der landbouwstaten in het Midden-Westen verminderde, brengt New York jaarlijks nog aanzienlijke hoeveelheden maïs, tarwe, haver, gerst en hooi voort. Van meer betekenis zijn evenwel de tuinbouw en de fruitteelt, die door de grote vraag der nabije millioenensteden hun kans kregen. Wat koolproductie betreft staat New York op de eerste plaats in de V.S., terwijl uien, bonen en aardappelen andere voorname oogsten zijn. Appelen, peren en perziken kweekt men vooral in het Hudsondal en in het gebied rond de Grote Meren en de druivenoogst volgt direct op die van Californië. De meeste boerderijen drijven evenwel op hun melkveestapel; zuivelproducten hebben in de talrijke steden een goede markt en vooral wat kaasproductie betreft neemt New York een vooraanstaande plaats in. Hiernaast vormt het fok-, slacht- en- pluimvee een niet te verwaarlozen factor in het agrarische leven van deze staat.
Het visserijbedrijf heeft zich zowel in het N.W. langs de Grote Meren als ook in de Atlantische kustgebieden ontwikkeld. Vooral de Long Island Sound, de zeeëngte tussen Long Island en de kust van New England, is een rijk visgebied. Men vangt o.a. bot, kabeljauw, schelvis, zeekreeften, oesters, mosselen.
Hoewel geen mijnbouwstaat, bezit New York noemenswaardige reserves aan delfstoffen. In de Adirondack Mountains wint men ijzerertsen en kleine hoeveelheden zink en zilver; de zoutmijnen ten Z. van Lake Ontario zijn de grootste in de V.S. en voorzien in 20 pet der nationale behoefte. Voorts delft men in hetzelfde gebied gips, meer in het N.W. kalk, zandsteen in de Catskill Mountains en bovendien vele kleisoorten. Een afzonderlijke plaats neemt de jaarlijkse productie van ca 8000 ton granaatsteen in, waarvan men 95 pet voor industriële doeleinden gebruikt. In het Z.W. boort men petroleum, waarvan de rijkere lagen evenwel over de grens van New York op het grondgebied van Pennsylvania liggen.
De voornaamste economische bedrijvigheid van New York ligt evenwel op de gebieden van industrie, handel en verkeer. De waarde der industrieproducten is, reeds sinds 1830, de grootste in de V.S.; er waren in 1950 met 47819 vestigingen ruim 2½maal zoveel industriële- bedrijven als in de op New York volgende staat Californië en ook het aantal loontrekkers was met ca 1 776 000 arbeiders het grootste in de V.S. Deze prominente plaats is niet alleen aan de stad New York toe te schrijven: zes van de 50 leidende industriesteden van Amerika (New York, Buffalo, Rochester, Schenectady, Syracuse en Yonkers) liggen binnen de grenzen van de staat. Van de 446 Amerikaanse takken van industrie zijn 432 in New York vertegenwoordigd. De meeste fabrieken zijn gevestigd in het Hudson- en Mohawkdal en langs de Grote Meren. Ten aanzien van de volgende producten neemt New York de eerste plaats in de V.S. in: textielindustrie (vooral gespecialiseerd op confectie-industrie), electrische en optische instrumenten, papier- en drukkerijproducten, meubelen, chemische producten, verf en lakken, schrijfmachines, bontwaren, handschoenen, muziekinstrumenten, kunstbloemen en tabakspijpen. Andere industrieën van betekenis zijn suikerraffinaderijen, destilleerderijen, vleesconservenfabrieken en metaalwarenfabrieken.
Een groot deel van de Amerikaanse im- en export gaat door de haven van New York. In de staat vindt ruim ¼ van de nationale groothandelsomzet plaats. Een andere belangrijke haven van New York is Buffalo, de vierde binnenhaven der V.S., die door een kanalensysteem en via de Grote Meren met New York City, Oost-Canada en het Mississippi-stroomgebied in verbinding staat. De totale lengte der kanalen bedraagt ca 1500 km, maar de meeste zijn te ondiep voor grotere schepen. Tot de uitvoering van de plannen van een St Laurens-kanaal, dat de Grote Meren ook voor zeeschepen toegankelijk zou maken en dat zowel aan de V.S. als ook aan Canada enorme voordelen zou bieden, kan nog steeds niet worden overgegaan, vnl. wegens het verzet der grote electriciteitsmaatschappijen, die bij gebruikmaking van het niveauverschil der watermassa’s voorzien, dat een uiterst goedkope krachtopwekking plaats zal kunnen vinden, een voordeel dat waarschijnlijk niet hun ten goede zou komen.
De spoorwegen deden in 1831 hun intrede in New York. De meeste lijnen zijn evenwel in westelijke en zuidelijke richting aangelegd en vooral het N.O. van de staat heeft weinig treinverbindingen. Een wegennet van in 1940 ca 134 000 km completeert de verkeersmogelijkheden te land. In 1939 is de vlieghaven La Guardia (New York City) geopend; reeds in 1940 landden en vertrokken hier dagelijks gemiddeld 250 toestellen van en naar alle streken in Noord-Amerika en Europa. De grootste vlieghaven ter wereld is het in 1948 geopende en 2000 ha omvattende Idlewild op Long Island. Drie andere vliegvelden, waarvan één over de grens van de staat in New Jersey ligt, dragen tot de verwerking van het dagelijkse luchtverkeer van de stad New York bij. Grote vliegvelden bezitten in New York ook Buffalo, Rochester, Elmira, Syracuse en Albany.
Het gemiddeld jaarlijks inkomen per hoofd der bevolking was in New York met 1758 dollar in 1949 het hoogste der V.S. Dit bedrag ligt ver boven het nationale (1330 dollar) en ruim boven het regionale (1565 dollar) gemiddelde.
STEDEN
(cijfers van 1950). De grootste stad van de staat en tevens de grootste stad der Unie is New York met 7 835 100 inw. (Groot New York, waarvan echter belangrijke delen in New Jersey liggen, heeft 12 831 920 inw.)
Talrijke steden liggen in het Hudson- en Mohawkdal. waarvan de grootste zijn (van het Z. naar het N.): het agrarische en wintersportcentrum Newburgh (31 920 inw.), de industriestad Poughkeepsie (40 975 inw.), Kingston (28 860 inw.), de hoogstad Albany (134 380 inw., Groot Albany 512 520 inw.) met een belangrijke binnenhaven, Troy (71 650 inw.), dat men tot Groot Albany rekent, evenals de om haar productie van electrische toestellen bekende stad Schenetady (92 070 inw.), Amsterdam (32 270 inw.), de schrijfmachine-stad Iiion (8930 inw.). de textielstad Utica (101 470 inw., Groot Utica 283 600 inw.) en het tot Groot Utica behorende Rome (41 380 inw.) met zijn koperindustrie. De enige grotere stad in het N. van de staat is Water touon (34 280 inw.) waar zich enkele krachtstations bevinden. In het W. van New York tegen Pennsyl vania aan liggen de industriesteden Binghamton (81 130 inw., Groot Binghamton 184660 inw.), Elm;ra (49690 inw.) en de meubelstad Jamestown (43 250 inw.). In de vlakte langs de Grote Meren liggen Syracuse (220 070 inw., Groot Syracuse 340 875 inw.), bekend om zijn zoutmijnen en zijn chemische industrie, en Auburn (36 670 inw.) evenals de havensteden Oswego (22 610 inw.), Rochester (331 250 inw. Groot Rochester 484 880 inw.), met zijn foto-industrie, en Buffalo met 577 390 inw. de tweede stad van de staat; bij Groot Buffalo (1 085605 inw.) behoort o.a. Niagara Falls ^90 875 inw.), dat het meest bekend is om de watervallen, waarmee de Niagara River het niveauverschil tussen Lake Ontario en Lake Erie overwint. en waarschijnlijk de meest door toeristen bezochte plaats van Amerika is maar bovendien grote krachtinstallaties en een belangrijke electro-chemische industrie heeft. Het oude Hollandse plaatsje K'nderhook (745 inw.) is de geboorteplaats van president Van Buren.
In het dorpje Locke in Cayuga County werd president Fillmore geboren en in Hyde Park aan de Hudson Franklin D. Roosevelt. In Newark in Wayne County (9650 inw.) bevinden zich bekende rozenkwekerijen. In dezelfde County ligt het plaatsje Palmyra (2710 inw.) waar Joseph Smith lange tijd vertoefde en de godsdienst der Mormonen ontstond.
HOGER ONDERWIJS
(cijfers van 1950). Niet minder dan 54 instellingen van hoger onderwijs zijn in New York gevestigd, waarvan de Columbia University te New York (23631 studenten en 2521 docenten) wel de meest bekende is. In grootte wordt zij overtroffen door de Gemeentelijke Uni ver si teit van New York (48 149 studenten en 1539 docenten) en de in dezelfde stad gevestigde staatsuniversiteit, die met 60 709 studenten en 3898 docenten de grootste universiteit der V.S. is. Te New York City zijn voorts o.a. gevestigd Hunter College (9375 studenten en 508 docenten), Brooklyn College (9432 studenten en 445 docenten), Queens College (3128 studenten en 247 docenten), Manhattan College (2700 studenten en 160 docenten), de Katholieke Fordham University (9846 studenten en 454 docenten) en St. Johns University (7715 studenten en 248 docenten), het Joodse Yeshiwa College (1500 studenten en 175 docenten) en talrijke hogescholen, waaronder het Polyt. Inst. of Brooklyn met 5699 studenten en 476 docenten.
Grotere instellingen van hoger onderwijs in andere steden zijn het Adelphi College te Garden City (2225 studenten en 92 docenten), de University of Buffalo (12473 studenten en 1049 docenten) en het Canisius College (3050 studenten en 90 docenten) te Buffalo, Cornell University te Ithaca (9579 studenten en 1414 docenten), Hofstra College te Hempstead (3783 studenten en 150 docenten), het College of New Rochelle (850 studenten en 66 docenten), het Rensselaer Poly. Inst, te Troy (4460 studenten en 384 docenten), de University of Rochester (5355 studenten en 375 docenten) en het Rochester Institute of Technology (1611 studenten en 150 docenten), het St. Bernardine of Siena College te Loudonville (2708 studenten en 107 docenten), Skidmore College te Saratoga Springs (970 studenten en 103 docenten), Syracuse University te Syracuse (19 184 studenten en 1518 docenten), Union College te Schenectady (1373 studenten en 126 docenten), het Vassar College te Poughkeepsie (1370 studenten en 194 docenten), de U.S. Merchant Marine Academy te Kings Point (1425 studenten en 98 docenten) en de U.S. Military Academy te West Point (2507 studenten en 265 docenten).
Het culturele leven van New York concentreer! zich vnl. in de stad New York. Hierbuiten is te noemen de Albright Art Gallery te Buffalo met een grote collectie beeldende kunst; de geboorteplaats van John Howard Payne „Home Sweet Home” te East Hampton; de landgoederen van Vanderbilt en Roosevelt te Hyde Park; de collectie antieke meubelen in Hasbrouck House te Newburgh; de verzameling schilderden van Remington in het Remington Art Memorial te Ogdensburg; de botanische tuin in Highland Park te Rochester en het Museum of Fine Arts te Syracuse met vnl. Amerikaanse en Oostaziatische kunst.
RECREATIE
De concentratie van de grote steden in betrekkelijk kleine gebieden enerzijds en de overheidszorg voor het natuurschoon in deze grote staat anderzijds hebben voor de millioenenbevolking een overvloed aan recreatiemogelijkheden bewaard. Langs de kust vindt men uitgestrekte stranden, waarvan Coney Beach, Brighton Beach, Long Beach, Rockaway, Jones Beach en Southampton op Long Island; Midland, Graham en Woodland op Staten Island en Rye Beach bij New Rochelle de meest bekende zijn. Meer dan 70 State Parks omvatten in 1941 ruim 12 000 km van het mooiste gebied, waarvan de Adirondack Forest Preserve met ca 9000 km het grootste is; hierin ligt Saranac Lake, in welks nabijheid zich talrijke sanatoria voor longzieken hebben gevestigd, en het bekende wintersportcentrum Lake Placid, waar men jaarlijks internationale ski- en bobsleewedstrijden houdt en waar in 1932 de Winter-Olympiade plaatsvond. Andere veelbezochte recreatiegebieden niet ver van de stad New York zijn het gedeeltelijk in New Jersey liggende Palisades Interstate Park en het Catskill State Park. Bekende gebieden in het W. van de staat zijn het Alleghany State Park bij Jamestown en de Niagara Reservation, waarbinnen de 51 m hoge Niagara-water vallen liggen.
GESCHIEDENIS
De eerste blanke, die het gebied van New York betrad, was de Florentijn Giovanni de Verrazano, die in 1525 aan de mond van de Hudson aanlegde. De binnenlanden bleven evenwel onbekend gebied, tot in 1608 de Ver. OostIndische Compagnie aan de Engelsman Henry Hudson, die beweerde een zeeweg naar China te weten, het schip „De Halve Maen” ter beschikking stelde, waarmee hij in 1609 op de plaats waar nu New York staat verscheen en de naar hem genoemde Hudson opvoer tot Albany en het hele gebied, dat hij „Nieuw Nederland” doopte, voor de Verenigde Provinciën in beslag nam. In hetzelfde jaar verschenen Fransen bij Lake Champlain en eisten het N. en W. van New York voor Frankrijk op. De Indianenstammen, die dit gebied bewoonden, waren de Mohawks, Irokezen, Oneida’s, Algonquins e.a. In 1624 ontstond de eerste permanente nederzetting bij Albany (Fort Oranje), bestaande uit een dertigtal vnl.
Waalse gezinnen onder leiding van de gouverneur Cornelis Jacobsz. Mey; in 1626 kocht men Manhattan voor ca 60 gulden van de Indianen en bouwde Fort Amsterdam. Onder Pieter Stuyvesant werd Nieuw Nederland spoedig een welvarende kolonie, waaraan evenwel in 1664 door de verovering van het gebied door de Engelsen, die het New York noemden, een einde kwam. Talrijke namen herinneren evenwel nog aan de tijd van het Nederlandse bewind, dat in 1673 gedurende de oorlog met Engeland tijdelijk werd hersteld. De Engelsen kwamen in voortdurende conflicten met de Fransen en hun bondgenoten, de Indianen, welke strijd pas in 1763 met de verdrijving der Fransen werd beslecht. Lang mocht zich echter Engeland niet in het ongestoorde bezit van deze kolonie verheugen, want reeds in 1777 nam New York een eigen constitutie aan en schaarde zich aan de zijde van het revolutionnaire leger van Washington, die op 30 Apr. 1789 als eerste president der V.S. in de stad New York geïnstalleerd werd, nadat New York als tide staat een jaar daarvoor de federale constitutie had geratificeerd.
Spoedig na het einde van de Revolutie ontwikkelde zich New York tot een belangrijk handelscentrum, mede dank zij het Erie-kanaal, in 1825 onder gouverneur De Witt Clinton voltooid, dat geheel nieuwe gebieden ontsloot en New York als havenplaats een beslissende voorsprong ten opzichte van Philadelphia en Baltimore verleende. Gedurende de Burgeroorlog stond New York aan de zijde der Noordelijken.
In de nationale politiek speelde New York een prominente rol. Niet minder dan vier presidenten (Van Buren, Fillmore, Theodore en Franklin Roosevelt) komen uit deze staat. Het grote aantal leden, dat New York in het Huis van Afgevaardigden benoemt (45) en de talrijke stemmen, die het bij de presidentsverkiezingen heeft (40), geven bij de verkiezingen soms de doorslag. Bij de presidentsverkiezingen van 1932-1944 stemde New York overwegend Democratisch en het is een zeldzaamheid in de Amerikaanse geschiedenis als een president zonder de stemmen van New York verkozen wordt, zoals in 1948 geschiedde, toen deze staat zijn meerderheid aan de Republikein Dewey, de gouverneur van New York. gaf.
PROF. DR A. N. J. DEN HOLLANDER
Lit.: Voor de stad New York zie aldaar. Voorts: N. Y. State Historica] Ass. (ed. Flick), Hist, of the State of N. Y., 10 dln (New York 1933/37); U.
P. Hedrick, A Hist, of Agriculture in the State of N. Y. (Albany 1933); W. D. Edmonds. Mostly Canallers (Boston 1934); B.
Partridge, The Roosevelt Family in America (New York 1936); G. Hislop, Albany (New York 1936); F. P. Kimball, N. Y., the Canal State (Albany 1937); E. Hungerford, Men and Iron, the Hist, of N.
Y. Central (New York 1938); C. Carmer, The Hudson (New York 1939); G. T. Hunt, The Wars of the Iroquois (Madison 1940); T. W.
Clarke, The Bloody Mohawk (New York 1940); W.P.A. (Guide Series), N. Y., a Guide to the Empire State (New York 1940); L. F. Barth and Lefferts, The Mohawk River and its Valley (Philadelphia 1941); W.J. vanBalen, Hollandse kapers op Amerikaanse kusten (Leiden 1942); H. L. Langdale, Mark of Seneca Basin (New York 1942); W.
J. van Balen, Holland aan de Hudson (Amsterdam 1943); N. Y. State Dep., N. Y. State Means Business in the Mohawk Valley Area (Albany 1944); A. Pound, Lake Ontario (Indianopolis 1945); J.
Crane and J. F. Kieley, Westpoint (New York 1947); C. Hislop, The Mohawk (New York 1948); R. V. Coleman, The First Frontier (New York 1948); W.
D. Edmonds, Drums along the Mohawk (Boston 1949); B. McKelvey, Rochester the Flower City 1855-1890 (Cambridge, Mass., 1949); R. Peattic, The Friendly Mountains,Green, White and Adirondacks (New York 1949); H. D. Merriam, North of the Mohawk (Chicago 1950): C. Carmer, Listen for a Lonesome Drum (New York 1950).
(2), met 7 835 100 inw. in 1950 de tweede stad ter wereld en de grootste stad in de V.S., ligt in de gelijknamige Amerikaanse staat aan de mond van de Hudson op 40° 43' N.Br. en 740 W.L. en bestaat uit vijf districten („boroughs”): Manhattan (81 km*), een eiland aan de linker Hudson-oever, in het Z. begrensd door de Upperbay, in het O. door de East River en in het N. door de Harlem River; hieraan sluit zich in het N. Bronx aan (132 km2); ten Z.O. van deze beide districten liggen Brooklyn (231 km2) op het W. punt van Long Island en verder naar het O. op hetzelfde eiland Queensborough (334 km2) dat oorspronkelijk Vlissingen heette, beide omspoeld door de East River in het N., de Upper en Lower Bay in het W. en de Atlantische Oceaan in het Z., die hier achter het Rockaway-schiereiland een baai (Jamaica Bay) heeft gevormd, waarin zich talrijke eilanden bevinden; ten W. van Brooklyn ligt Staten Island (Richmond Borough, 168 km2), door slechts de smalle Arthur Kill en de Newark Bay van New Jersey gescheiden.
Het gebied van New York, dat een hoogte heeft variërend van zeeniveau tot 130 m, beslaat een oppervlak van 946 km2; de grootste lengte is 57 km, de grootste breedte 40 km en de kustlijn is 930 km lang. Buiten zijn eigenlijke gebied zet zich New York voort in talrijke steden, deels met de stad samengegroeid, deels aan de overzijde van de Hudson liggend, die samen Groot New York vormen, dat 1950 met 12 831 920 inw. de grootste metropool op aarde was.
Hiertoe behoren o.a. (cijfers van 1950): ten N. van Bronx de steden Mount Vemon (71 840 inw.), Yonkers (152 530 inw.), New Rochelle (59 630 inw.), White Plains (43 500 inw.) en op het grondgebied van Connecticut Stamford (73 580 inw.) en Norwalk (49 450 inw.); delen van Nassau County op Long Island en ten slotte een groot aantal steden op het grondgebied van New Jersey, waartoe o.a. behoren: op het Hackensack-schiereiland Bayonne (76650 inw.), Jersey City (300 450 inw.), Hoboken (50 510 inw.), Weehawken (14 810 inw.), Union City (55 320 inw.) North Bergen (39 710 inw.), West New York (37 750 inw.), Hackensack (29 210 inw.) en Teaneck (25 275 inw.); ren W. van de Hackensack Elisabeth (i 12 675 inw.), Irvington (59 140 inw.), Newark (437 860 inw.), Keamy (39 830 inw.). East Orange (78060 inw.). Orange (38410 inw.), West Orange (28620 inw.), Belleville (32 060 inw.), Bloomfield (49 310 inw.), Montclair (43 775 inw.), Passair (57 850 inw.), Garfield (27 610 inw.), Clifton (64570 inw.) en Paterson (139420 inw.); en ten W. van Staten Island Perth Amboy (41 290 inw.). Het oppervlak van de metropool komt met al deze satellietsteden op 6511 km2.
Bevolking.
Deze is (1950) als volgt over de verschillende districten verdeeld: Brooklyn 2716 350 inw., Manhattan 1 936 540 inw., Bronx 1 444 900 inw., Queens 1 546 300 inw. en Richmond 191 015 inw. De grootste mensenconcentratie bevindt zich dus in Manhattan (23 908 inw. per km2), de geringste te Richmond (137 inw. per km2). Het aantal inwoners van New York was bij de volkstelling van 1790 bijna 50000, had in 1860 het eerste millioen overschreden, bereikte in 1880 bijna twee millioen, tussen 191 o en 1920 vijf millioen en in 1930 zeven millioen inw. In 1940 leefden er 477 490 kleurlingen (6,4 pct), waarvan 458 440 Negers, die vrijwel allen in Harlem op Manhattan wonen, de rest vnl. Mongolen. Van de 4 881 580 blanke vreemdelingen zijn ruim twee millioen in het buitenland geboren.
De grootste immigrantengroepen zijn de ruim één millioen Italianen, 927 000 Russen, 498 000 Duitsers, 465 000 Ieren, 413 000 Polen, 323 000 Oostenrijkers, 270 000 Engelsen en 123 000 Hongaren. In 1937 woonden in New York 2 035 000 Joden, van wie de meesten (47,9 pct) in Brooklyn.
Klimaat.
Het klimaat van New York kent wel is waar niet de extremen van het Middenwesten, maar toch aanzienlijke temperatuurverschillen. Bij een gemiddelde jaarlijkse temperatuur van 52,4 gr. F. is het Jan.- en Juli-gemiddelde resp. 31,3 en 72,7 gr. F., met minimum en maximum van resp. -14 en 102 gr. F. Herhaaldelijk teisteren stormen de stad en zware sneeuwval kan soms het gehele verkeer lam leggen. De gemiddelde jaarlijkse neerslag is 1088 mm met de meeste regen in Juli en Aug. en met uitersten tot 240 mm op één dag.
Economische bedrijvigheid
De voornaamste en meest spectaculaire bedrijvigheid van New York is het havenverkeer. De haven, die met een kustlijn van 1250 km, waarvan 880 km kade, op Londen na de grootste ter wereld is, had in 1948 een handelsverkeer van ruim 180 millioen ton en bestaat uit 7 baaien, 4 rivieren en 42 kanalen. Zij heeft drie toegangswegen: van de Grote Meren uit via het Barge Canal over de Hudson voor de binnenscheepvaart; van de Long Island Sound uit door de East River, vnl. gebruikt door de kustvaarders van en naar New England; ten slotte de belangrijkste toegangsweg voor het transadantische verkeer: van het Z. uit door de Lower Bay en de door Fort Hamilton en Fort Wadsworth bewaakte Narrows, een zeeëngte van ongeveer 1,5 km tussen Brooklyn en Staten Island, naar de Upper Bay, de eigenlijke haven met in het W. Newark Bay. In de Upper Bay liggen het quarantaine-station Ellis Island, waardoor ⅔ van Amerika’s Europese immigranten passeren, het tot de verdedigingswerken van New York behorende Governor’s Island en Bedloe’s Island, waarop het bekende, in 1886 door Frankrijk aan de V.S. geschonken Vrijheidsbeeld staat. Op een voetstuk van 27,5 m verheft het zich 46 m hoog; bovenin is een observatiepost gevestigd.
Wegens de grote hoeveelheden slib, die de Hudson bij haar mond deponeert, moest men vaargeulen aanleggen tussen Upper en Lower Bay, waarvan de belangrijkste het ongeveer 12 m diepe Ambrose Channel is. Ruim 200 scheepslijnen komen in New York samen. De waarde van de via New York verscheepte exportgoederen bedroeg in 1943, exclusief de verzorging van de Amerikaanse troepen overzee, vijf milliard dollar, dat is de helft van de Amerikaanse export te water. In New York wordt ⅔ van de nationale import ontscheept. De voornaamste importgoederen zijn benzine, petroleum, ruwe suiker, vruchten, koffie, vlaszaad, rubber, zijde en papier. Men exporteert vnl. oud ijzer, petroleumproducten, auto’s en auto-onderdelen, tarwe, bloem en veevoeder.
De haven, waarin zich talrijke dokken en scheepswerven bevinden en die voorzien is van de meest moderne outillage, staat onder toezicht van de „Port of New York Authority”, een in 1921 geschapen publiekrechtelijk lichaam, bestuurd door 6 leden uit de staat New York en 6 leden uit de staat New Jersey. Het heeft zeggingsrecht in alle kwesties die de handelsbelangen raken en beheert tevens de bruggen en tunnels, die de verschillende delen van New York met elkaar verbinden. Dit instituut financierde de bouw van de Lincoln Tunnel (tussen Manhattan en Union City), de George Washington Bridge (tussen Manhattan en Fort Lee), de Bayonne Bridge, de Outer Bridge Crossing en de Goethals Bridge en nam in 1930 de Holland Tunnel (tussen Manhattan en Jersey City) over. Andere belangrijke bruggen zijn de Bronx Whitestone Bridge en de Triborough Bridge, die Bronx met Queens, de Queensborough Bridge, die Manhattan met Queens, en de Manhattan Bridge, die Manhattan met Brooklyn verbindt. Ten slotte zijn er nog enkele spoorbruggen en de Queens Midtown Tunnel, tussen Manhattan en Queens.
Van de talrijke spoorlijnen, die in New York samenkomen, noemen wjj de verbindingen met Philadelphia en het Z., met Pittsburgh en het W., met Buffalo en Midden-Canada, met Montreal en Oost-Canada en de voornaamste New England-lijn naar Boston en verder. Niet minder dan 14 grote luchtlijnen komen in New York samen, waaronder enkele transatlantische diensten. De meest bekende luchthaven is La Guardia in Queens, die in 1939 werd geopend en een oppervlakte van 226 ha heeft. Dagelijks landen hier gemiddeld 438 toestellen en in 1945 maakten 2 000 000 reizigers van het vliegveld gebruik. Een nog groter vliegveld, Idlewild Airport op Queens, omvat 2000 ha en is in 1948 geopend. Andere commerciële vliegvelden bij New York zijn Newark Airport in Newark, Floyd Bennett Field op Brooklyn en Roosevelt Field op Long Island. De „Port of New York Authority”, die deze vliegvelden beheert, kocht in 1949 in het gebied van North Bergen (New Jersey) een terrein, waar thans de Teterboro Airport verrijst, die in de behoefte van de N.W.-hoek van de metropool zal moeten voorzien.
De industrie heeft, naast de voordelen van een ruime en goedkope arbeidsmarkt, een uitstekende aanvoer en een groot afzetgebied, het nadeel van zeer hoge grondprijzen, een factor die verklaart, waarom industrieën met een extensief bodemgebruik, zoals bijv. de zware metaalindustrie, hetzij in het geheel niet, hetzij slechts aan de rand van New York te vinden zijn.
Ruim de helft van alle in New York geproduceerde goederen wordt in de stad zelf verbruikt. Naast deze locale industrieën, die wel in aantal maar niet naar hun aard van die in andere Amerikaanse steden verschillen, zijn van nationaal belang vnl. de textielnijverheid en de chemische industrie. Meer dan de helft van Amerika’s confectiekleding wordt voortgebracht in ca 7000 merendeels kleine fabrieken en ateliers, waarvan de meeste op Manhattan op een gebied van ca 80 ha gevestigd zijn. De te werk gestelde arbeiders zijn vnl. immigranten, overwegend Italianen. Tussen 15 en 20 pct van Amerika’s chemische producten komt uit Groot New York. Wegens de veelal uit overzeese landen aangevoerde en veel ruimte in beslag nemende grondstoffen hebben de fabrieken zich vnl. langs de kaden gevestigd.
De ruwere producten (azijn, ammonia, soda, potas) komen vooral van de W. oever van de Hudson; de fijnere, pharmaceutische artikelen uit Brooklyn. De grote olieraffinaderijen en staalwarenfabrieken bevinden zich voor het merendeel aan de overzijde van de Hudson. Vermeldenswaard zijn voorts de talrijke drukkerijen; de meeste Amerikaanse uitgeverijen en publiciteitsbureau’s zijn te New York gevestigd.
De groothandel is vrijwel geheel in Manhattan geconcentreerd. Wallstreet in Lower Manhattan is de grootste geld- en kapitaalmarkt ter wereld en in hetzelfde deel van de stad bevinden zich de grote goederenbeurzen, waar dagelijks de prijzen van tal van landbouwproducten tot stand komen. De meeste handelsondernemingen zijn evenwel in het middengedeelte van Manhattan gevestigd, waar men tevens de amusementsbedrijven vindt. Vermelden wij ten slotte nog, dat New York in 1949 48 radio- en 6 televisiezenders had.
Hoger Onderwijs
(cijfers van 1950). In New York bevindt zich de grootste universiteit der V.S., de staatsuniversiteit te Bronx met 60 709 studenten en 3898 docenten, direct gevolgd door de Gemeentelijke Universiteit (48 149 studenten en 1539 docenten). De meest bekende instelling van hoger onderwijs is wel de Columbia University te Manhattan met 23631 studenten en 2521 docenten. Voorts zijn in New York o.a. gevestigd Hunter College (9375 studenten en 508 docenten), de Katholieke instellingen Fordham University (9846 studenten en 454 docenten) en St Johns University (7715 studenten en 248 docenten), Brooklyn College (9432 studenten en 445 docenten), Manhattan College (2700 studenten en 160 docenten), Queens College (3128 studenten en 247 docenten), het Joodse Yeshiwa College (1500 studenten en 175 docenten), het Manhattan College of the Sacred Heart (509 studenten en 96 docenten), Notre Dame College (301 studenten en 27 docenten), St Francis College (810 studenten en 46 docenten), St Josephs College (447 studenten en 46 docenten), Wagner Mem. Lutheran College (966 studenten en 65 docenten), Cooper Union (1437 studenten en 183 docenten), Sarah Lawrence College (352 studenten en 67 docenten), het Iranian Institute & School for Asiatic Studies, de New School for Social Research (7134 studenten en 202 docenten) en het Polyt. Inst. of Brooklyn (5699 studenten en 476 docenten).
Op Long Island bevindt zich voorts te Kingspoint de U.S. Merchant Marine Academy (1425 studenten en 98 docenten). Webb Inst. of Naval Architecture (60 studenten en 8 docenten) en talrijke seminaria en kleinere hogescholen, die deels met de universiteiten verbonden zijn, completeren de studiemogelijkheden in New York. Voorts zijn er drie grote bibliotheken, de N.Y. Public Library Circ. Dept., Brooklyn en Queens Public Library met resp. 1 445 788, 1 283 840 en 804232 boekdelen in 1945.
Stadsbeeld
Het indrukwekkendste gedeelte van New York is het Z. deel van Manhattan („Lower Manhattan”), het oudste gedeelte van de stad en het machtigste handelscentrum op aarde. De financiële activiteit concentreert zich vnl. in Wallstreet (de naam is afkomstig van een wal, die de Hollanders hier ca 300 jaar geleden bouwden ter bescherming van hun bezittingen tegen Engelsen en Indianen), waar zich de grote beurs (New York Stock Exchange) en talrijke bankgebouwen (Morgan Bank, Bank of Manhattan e.a.) bevinden. In Lower Manhattan staan ook de meeste en hoogste wolkenkrabbers, waaronder de Empire State Building, met een hoogte van 449 m en 102 verdiepingen het hoogste gebouw ter wereld, het Chrysler-gebouw (319 m) en nog tien andere gebouwen hoger dan 200 m. In hetzelfde stadsgedeelte bevindt zich Rockefeller Center, waar vooral de studio’s der omroep- en televisiemaatschappijen en het pas in 1951 voltooide gebouw voor de Verenigde Naties de aandacht trekken (z ill. Bouwkunst XI), het amusementscentrum Broadway met zijn schouwburgen, nachtclubs en restaurants, de bedrijvige Chinezenwijk („China Town”), de kunstenaars wijk Greenwich Village, enkele belangrijke musea (Metropolitan Museum of Art, New York Museum of Science and Industry, Henry Clay Frick Mansion), het Hayden Planetarium, de Gothische St Patricks Cathedral en de St Paul’s Chapel, de oudste, uit 1764 daterende kerk van New York. Verder zijn hier te noemen het geboortehuis van president Th.
Roosevelt en Old Sub-Treasury Building, de plaats waar in 1789 Washington als eerste president der V.S. werd geïnstalleerd. In het N. deel van Manhattan vraagt het vrijwel geheel aan de geschiedenis van New York gewijde Museum of the City of New York de aandacht en de in 1892 begonnen, maar nog niet voltooide Cathedral of St John the Divine, de grootste Gothische kerk ter wereld. Nog verder noordwaarts in Manhattan bevindt zich de negerwijk Harlem.
In Bronx bevinden zich de zoölogische en botanische tuinen, een zeer omvangrijk aquarium en het Van Cortlandt House, gewijd aan de tijd van het Nederlandse bewind. In Brooklyn zijn de Japanse tuinen in de Botanie Gardens vermaard. In Queens ligt Flushing Meadows en verder oostelijk Lake Success, plaatsen die door de vergaderingen van de Verenigde Naties en van de Veiligheidsraad wereldbekend werden.
Naast de vele mogelijkheden die de omgeving van New York biedt (z New York) zijn in de stad zelf te noemen de talrijke parken, waarvan vooral Central Park op Manhattan met 350 ha van betekenis is. ’s Zomers is de kust van New York middelpunt van de watersport; de eerste plaats neemt hierbij het strand van Coney Island op Brooklyn in. Andere centra van vermaak zijn Rockaway Beach Atlantic Beach en Long Beach op Brooklyn, Rye Beach bij New Rochelle en Midland, South, Graham, Woodland, New Dorp en Oakwood op Richmond.
Bestuur
Het bestuur van New York ligt in handen van een voor vier jaren gekozen burgemeester en vijf „presidents”, vertegenwoordigers van de verschillende boroughs, waarin New York is verdeeld. Hiernaast is er een gemeenteraad met een wisselend aantal leden (23 in de periode 1945/’49); t.w. uit elke borough één afgevaardigde op 75 000 stemmen.
Geschiedenis
De eerste blanke, die het gebied van New York betrad, was de Florentijn Giovanni de Verrazano, die in 1525 aan de mond van de Hudson meerde. In 1609 verscheen in opdracht van de O.I. Compagnie Henry Hudson, die het gebied voor Holland in beslag nam en het de naam „Nieuw Nederland” gaf. Adriaan Block richtte in 1614 de eerste handelspost op, in 1624 vestigden zich de eerste immigranten, in 1626 kocht Peter Minuit Manhattan voor handelswaar ter waarde van ca ƒ 60.— van de Indianen en in hetzelfde jaar bouwde hij Fort Amsterdam. In 1628 stichtte de Ned. Geref. predikant Jonas Michaëlius in Nieuw Amsterdam de Dutch Reformed Church.
In 1658 bedroeg de bevolking van Nieuw Amsterdam ca 800 inwoners, maar onder het bestuur van Pieter Stuyvesant kwam de kolonie tot bloei en bereikte in 1664 ca 2500 inw. In dit jaar schonk Karel II van Engeland heel Nieuw Nederland aan zijn broeder, de hertog van York, en bij gebrek aan steun van de West-Indische Compagnie capituleerde Stuyvesant zonder strijd: Nieuw Nederland werd New York. Voor korte tijd herleefde het Nederlandse bewind, toen bij een hernieuwde oorlog met Engeland Cornelis Evertsen de Jonge Fort Amsterdam heroverde, alleen echter om het bij de vrede van Westminster in 1674 voorgoed aan Engeland te moeten afstaan. Sommige Nederlandse gewoonten en namen (bijv. Brooklyn = Breukelen, Harlem = Haarlem) herinneren evenwel nog aan de tijd van Nieuw Nederland.
De volgende eeuw stond in het teken van de voortdurende strijd tussen de Engelse gouverneurs en de eisen voor groter burgerlijke vrijheden van de kolonisten. In 1686 ontving New York stadsrechten en in 1690 het recht, een eigen burgemeester te kiezen. Deze en andere concessies bevredigden echter de tot aanzienlijke welvaart gekomen stad niet en van 1765 af nam het verzet een meer openlijke vorm aan. In 1775 sloot men zich bij de onafhankelijkheidsbeweging aan. Na de slag van Long Island in 1776 viel New York evenwel weer in Engelse handen, welk bewind zich tot 1783 handhaafde. Van 1785 tot 1790 vergaderde het Congress in New York en hier werd Washington in 1789 tot eerste president der V.S. gekozen.
In de 19de eeuw groeide New York dank zij de opheffing der handelsrestricties, het Erie-kanaal (1825) en zijn gunstige ligging, tot de grootste en bedrijvigste stad der V.S. uit, een ontwikkeling die haar bekroning vond in 1898, toen het stadsgebied, dat oorspronkelijk slechts uit Manhattan bestond, met Bronx, Brooklyn, Queens en Richmond werd uitgebreid. In recente tijden verwierf de in 1933, 1937 en 1941 tot burgemeester gekozen La Guardia bekendheid wegens zijn geslaagd optreden tegen allerlei misstanden, terreur en bendewezen („gangs”). In 1945 en 1949 werd de Democraat O’Dwyer tot burgemeester gekozen en in 1950 de candidaat van de Experience Party, Impellitteri.
PROF. DR A. N. J. DEN HOLLANDER
Lit.: City Record Office, The City Record (New York 1873 e.v.); O. T. Barck, N. Y. City 1776-1783 (New York 1931); A. F.
Harlow, Old Bowery Days (New York 1931); C. V. Kiser, Sea Island to City (New York 1932); E. W. Spaulding, N. Y.
During the Critical Period 1783-1789 (New York 1932); C. F. Ware, Greenwich Village 1920-1930 (Boston 1935); F. N. Levy, Art in New York (New York 1935); V. H.
Bayley, Magical City (New York 1935); R. B. Rankin, A Guide to the Municipal Government (New York 1936); H. Footner, N. Y., City of Cities (Philadelphia 1937); J. Knickerbocker, Then and Now (Boston 1939); S.
I. Pomerantz, N. Y. an American City 1783-1803 (N. Y. 1938); R. F. Weld, Brooklyn Village 1816-1834 (N.
Y. 1938); L. M. Limpus and B. W. Leyson, This Man LaGuardia (New York 1938); W.P.A. (Guide Series), N. Y., a Guide to the World’s Greatest Metropolis (N.
Y. 1938); W. Irwin, Highlights of Manhattan (New York 1937); C. Garmer, The Hudson (New York 1939); R. B. Rankin (ed.), N. Y.
Advancing, 1933-1945; 2 vol. (New York 1939/45); W. O. Stevens, Discovering Long Island (New York 1939); I. Kolodin, The Metropolitan Opera 1883-1939 (New York 1940); C. McKay, Harlem: Negro Metropolis (New York 1940); W.P.A., Maritime History of N. Y. (New York 1941); E.
W. Bard, The Port of N. Y. Authority (New York 1942); W. J. van Balen, Holland aan de Hudson (Amsterdam 1943); S. Strunsky, No Mean City (New York 1944); H.
C. Syrett, The City of Brooklyn 1865-1898 (New York 1944); R- L. Ditmars and L. S. Crandell, Guide to N. Y.
Zoological Park (New York 1945); F. L. Collins, Money Town (New York 1946); D. G. Thompson, Rugglesof N. Y. (New York 1946); W.P.A. (Guide Series), N.
Y. City Guide (New York 1946); D. Marshall, Grand Central (New York 1946); Chamber of Commerce of the State of N. Y., A Guide Book to the City of N. Y. with Hist., Descr. and Statist. Facts (New York 1947) J R R Wilson and B.
Otilie, N. Y. in Literature (New York 1947); M. James, The Metropolitan Life (New York 1947); H. Granick, Underneath N. Y. (New York 1947); F. Weitenkampf, Manhattan Kaleidoscope (New York 1947); S.
Chamberlain, Rockefeller Center (New York 1947); „New York City” d. d. uitgevers v. „Look” (Botton 1948); T. J. Wertenbaker, Father Knickerbocker Rebels (New York 1948); A. Nevins and J. A. Krout, The Greater City (New York 1948); C.
Rodgers and R. B. Rankin, New York: the World’s Capital (New York 1948); J. Lait and L. Mortimer, N. Y.: Confidential! (1948); G.
C. D. Odell, Annals of the N. Y. Stage, 15 vol. (New York 1927-1949); E. Early, N.
Y. Holiday (New York 1950).