symptomencomplex van, is een ziektebeeld, dat in 1883 en in 1894 werd beschreven door den Italiaansen patholoog-anatoom Guido Banti (1852 -1925) en dat hij had waargenomen bij jonge mensen. Er werden drie stadia onderscheiden: in het eerste stadium, dat 3 tot 10 jaar duurt, ontstaat een aanzienlijke, soms wat pijnlijke vergroting van de milt, die gepaard gaat met hypochrome anaemie* en leucopenie (d.i. een vermindering van het aantal witte bloedlichaampjes per mm3 bloed).
In het tweede stadium doen zich grote bloedingen voor uit het maagdarmkanaal, de bloedarmoede neemt toe; ook de lever is nu vergroot, door woekering van bindweefsel. In het derde stadium schrompelt dit bindweefsel, de levercellen gaan meer en meer te gronde en de lever wordt klein. Er ontwikkelen zich de verschijnselen van een levercirrhose van Laennec (z lever), die ten slotte de dood veroorzaakt.Banti stelde zich voor, dat primair de milt door een infectieus of toxisch agens werd aangetast; verwijdering van dit orgaan in het eerste stadium zou het proces tot stilstand kunnen brengen. Er is in de loop der jaren veel gediscussieerd over de vraag of de „ziekte van Banti” moest worden beschouwd als een ziekte-eenheid met een specifieke, zij het nog onbekende oorzaak ofwel als een syndroom (symptomencomplex) dat door zeer verschillende oorzaken kan worden teweeggebracht. De voorstanders van laatstgenoemde opvatting zijn tegenwoordig sterk in de meerderheid. De combinatie van miltvergroting (splenomegalie, van Gr. anlrjv {splen), Lat. lien, milt en Gr. fieyag (megas), groot), hypochrome anaemie en leucopenie (eerste stadium van het Banti-syndroom) noemt men wel anaemia spienka; deze kan o.m. worden veroorzaakt door een aleucaemische vorm van leucaemie*, door lymphogranuloma malignum, door syphilis, door thrombose van de miltader of van de poortader, door een primaire levercirrhose enz. Gaat zulk een anaemia splenica gepaard met grote bloedingen uit het maagdarmkanaal, dan bestaat er meestal een mechanische belemmering van de afvoer van het miltaderbloed naar de lever, hetzij in de lever zelf (bijv. cirrhose). hetzij daarbuiten (bijv. miltaderthrombose). En indien zich in de loop der jaren een levercirrhose ontwikkelt, dan is deze volgens de huidige opvattingen zelden of nooit een gevolg van de miltaandoening, maar in vele gevallen misschien juist haar oorzaak, die in het beginstadium aan de diagnostiek is ontsnapt.
Men koestert dan ook in het algemeen niet meer de verwachting dat de ontwikkeling van zulk een cirrhose door verwijdering van de vergrote milt kan worden verhinderd. Toch moet de miltextirpatie soms worden verricht met het oog op de bloedingen; in dit opzicht brengt zij volled.'g succes wanneer de oorzaak der stuwing uitsluitend in de miltader gelegen is.
DR H. J. VIERSMA
Lit.: P. Ruitinga, De ziekte van Banti. Ned. Tijdschr. v. Geneesk. 85, III, 3450-3453 (1941); W. P.
Thompson, The pathogenesis of Banti’s disease. Annals of internat medicine, 14, 255-2Ö3 (1940); W. M. F o wier, Hematology (New York-London t945)» blz. 219-231.