Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Infectieziekten

betekenis & definitie

zijn ziekten, die worden veroorzaakt door levende ziekteverwekkers. Vaak gebruikt men het woord infectieziekten in beperkter betekenis, nl. die van contagieuze of besmettelijke ziekten.

Het bewijs, dat een ziekte wordt veroorzaakt door een bepaalde levende ziektekiem berust in het algemeen op vier postulaten van Robert Koch:

1. de ziekteverwekker moet bij elk geval van die ziekte aantoonbaar zijn;
2. hij moet kunnen worden afgezonderd en in reincultuur worden gekweekt;
3. door enting van een gevoelig dier met de zuivere kweek moet dezelfde ziekte ontstaan en
4. bij dit zieke proefdier moet de ziekteverwekker opnieuw aantoonbaar zijn.

Niet altijd is het mogelijk aan deze 4 eisen geheel te voldoen. Zo is de leprabacil tot dusver niet met zekerheid buiten het menselijk lichaam gekweekt kunnen worden en vooral bij virusziekten (bijv. verkoudheid, influenza) is het vaak moeilijk een gevoelig proefdier te vinden. Een virus laat zich alleen in levend weefsel kweken en dit bemoeilijkt het bewijs dat men met een zuivere kweek en niet met een mengsel van twee of meer vira te doen heeft. Immunologische reacties moeten dan te hulp worden geroepen, d.w.z. men tracht aan te tonen dat er na de infectie stoffen worden gevormd in het lichaam van mens of dier, die specifiek gericht zijn tegen één ziekteverwekker. Soms echter bewijst het ontstaan van zulke antistoffen niets omtrent de oorzaak der ziekte. Zo ontstaan er bij vlektyphus antistoffen in het bloed, die gericht zijn tegen de bacterie Proteus X 19; dit gebeurt zo constant dat men de reactie, waardoor deze stoffen worden aangetoond, kan gebruiken voor de diagnose van vlektyphus; toch is deze bacterie niet de oorzaak van vlektyphus, want deze ziekte berust op een infectie met rickettsia, dit zijn ziektekiemen, die tussen vira en bacteriën in staan.

Een andere moeilijkheid levert de buiktyphus, die zonder twijfel wordt veroorzaakt door de bacil van Eberth, die men bij buiktyphus steeds in reincultuur kan kweken uit het bloed, de ontlasting en de urine der patiënten, doch die bij proefdieren niet hetzelfde ziektebeeld veroorzaakt als bij de mens. Menigmaal moeten wij dus genoegen nemen met een onvolledige of minder rechtstreekse bewijsvoering, maar dat neemt niet weg, dat van een groot aantal infectieziekten de verwekker met zekerheid en van een nog groter aantal met waarschijnlijkheid bekend is.

De infectieziekten kunnen naar verschillende kenmerken worden ingedeeld. Sommige tasten overwegend of uitsluitend een bepaald orgaan aan, bijv. hepatitis infectiosa (de lever) en worden tot de orgaanziekten gerekend; andere (bijv. sepsis) maken het gehele organisme ziek. Er zijn acute en chronische infectieziekten, infectieziekten die met, en andere, die zonder exantheem verlopen. Naar de oorzaken onderscheidt men de volgende groepen infectieziekten:

1. bacteriële ziekten bijv. tuberculose, diphtherie, erysipelas, brucellosen, meningococcosen, staphylococcosen, pneumococcosen, gonorrhoe, miltvuur enz.;
2. infecties door spirochaeten, bijv. syphilis, framboesia tropica, febris recurrens, rattenbeetziekte;
3. prolozoën-infecties als malaria, trypanosomiasis (tropische slaapziekte), amoebiasis, leishmaniasis, toxoplasmosis;
4. rickettsiosen bijv. vlektyphus, vijfdaagse koorts, Q,koorts en verschillende tropische ziekten;
5. virusziekten bijv. mazelen, kinderverlamming (poliomyelitis), pokken, waterpokken, influenza, verkoudheid, rode hond, bof, enz.;
6. infecties met meercellige dieren: wormziekten, schurft, en dergelijke;
7. schimmel- en giri-infecties bijv. aspergillosis, moniliasis, dermatomycosen.

Enkele algemene begrippen komen bij de infectieziekten telkens weer ter sprake. De tijd, die verloopt tussen het ogenblik van de besmetting en het uitbreken van de kenmerkende ziekteverschijnselen, heet de incubatieperiode. Tegen het eind van de incubatieperiode doen zich vaak de zgn. prodromale verschijnselen voor, die meestal vaag zijn (moeheid, weinig eetlust) en op zichzelf geen aanwijzing geven voor de aard der ziekte, hoewel sommige prodromen achteraf, als de andere ziekteverschijnselen eenmaal zijn uitgebroken, toch tot de diagnose kunnen bijdragen, doordat zij zo regelmatig bij een bepaalde infectieziekte voorkomen. Dit geldt bijv. voor het braken bij roodvonk, voor de neusbloeding bij buiktyphus. Vooral de acute infectieziekten hebben vaak een typisch beloop met een bepaalde duur, een min of meer constant koortstype en kenmerkende afwijkingen aan de organen. Ook de complicaties zijn vaak typerend voor een bepaalde infectieziekte, zoals de hartspierbeschadiging bij diphtherie, de nierontsteking bij roodvonk, de darmbloeding bij typhus, de orchitis bij bof. Als de temperatuur normaal is geworden en de orgaanafwijkingen grotendeels zijn genezen is er nog enige tijd nodig voor een volledig herstel; dit noemt men de reconvalescentieperiode. Het goed doorstaan van een infectieziekte wordt dikwijls gevolgd door een zekere mate van weerstand tegen deze ziekte: immuniteit. Bij sommige infectieziekten, bijv. mazelen, is deze immuniteit zeer groot en duurzaam; na diphtherie en pokken is zij minder volledig maar ook nog zeer belangrijk; na influenza duurt zij maar kort en bij andere infectieziekten blijkt niets van immuniteit. In sommige gevallen is er juist sprake van een verhoogde gevoeligheid, zodat recidieven niet zeldzaam zijn bijv. erysipelas.

Hoe infectieziekten zich verspreiden en welke maatregelen daartegen kunnen worden genomen is behandeld onder besmetting. De behandeling was vroeger in hoofdzaak symptomatisch, terwijl in sommige gevallen (tetanus en diphtherie bijv.) van specifieke antitoxische immuunsera werd gebruik gemaakt en in enkele gevallen van min of meer specifieke chemotherapeutica. De laatste jaren is de betekenis der chemotherapie aanzienlijk toegenomen. Zie verder besmettelijke ziekten, besmetting, immuniteit.

Lit.: G. Jochmann, Lehrbuch der Infektionskrankheiten (2de dr., Berlin 1924); A. Lemierre, Ch. Lenormant, Ph. Pagniez, P. Savy, N.

Fiessinger, L. de Gennes, A. Ravina, Traité de Médecine (Tomé I, II, III, 1947); D. Herderschee, Besmettelijke Ziekten (2de dr., 1946); Th. M. Rivers, Viral and Rickettsial Infections of Man (1948); R. Dubos, Bacterial and Mycotic Infections of Man (1948); H. Peeters, Epidemiologie (1949).

< >