Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 12-01-2018

Astrophotometrie

betekenis & definitie

Astrophotometrie, eene uitdrukking, uit 3 Grieksche woorden zamengesteld, beteekent de kunst om de lichtsterkte der sterren te bepalen. Die kunst is pas in den aanvang van hare ontwikkeling, maar zij heeft door de bemoeijingen van Zöllner reeds belangrijke vorderingen gemaakt, vooral daar men thans in het bezit is van een werktuig, dat aan alle telescopen aangebragt kan worden en den waarnemer in staat stelt, om zelfs van de flaauwste sterren die zich in het veld van den kijker vertoonen, de lichtsterkte te meten. Door middel van dien cirkel vond Zöllner de volgende cijfers:

ZonVolle Maan= 619.600, ZonMars= 6.964.000.000, ZonSaturnus zond. ring= 130.980.000.000, ZonJupiter= 5.472.000.000, ZonUranus= 8.486.000.000

dat wil zeggen, het licht van de zon bij haren gemiddelden afstand is 6964 millioen maal zoo sterk als dat van Mars bij zijne gemiddelde oppositie.

Door deze cijfers heeft men voorts het terugkaatsend vermogen (albedo) van de verschillende hemelligchamen van ons zonnestelsel bepaald. Dit is voor de Maan = 0,119; voor Mars = 0,267; voor Jupiter = 0,624; voor Saturnus = 0,498; voor Uranus = 0,641; en voor Neptunus = 0,465; — dat wil zeggen, Mars kaatst ruim 1/4 der opgevangen zonnestralen terug, Saturnus bijna de helft enz.

Bij het onderzoek van het terugkaatsend vermogen van aardsche voorwerpen heeft Zöllner de volgende uitkomsten verkregen: het is bij versche sneeuw = 0,783; bij wit papier = 0,700; bij witten zandsteen = 0,237; bij mergelleem = 0,156; bij kwartsporfier = 0,108; bij vochtigen bouwgrond = 0,079; bij donkergrijs syeniet = 0,078; bij kwikzilver = 0,648; bij glas = 0,040; bij obsidiaan = 0,032, en bij water = 0,021. Alzoo bezit de maan ongeveer het lichtweêrkaatsend vermogen van mergelleem of van zandsteen. Daar de lichtste plekken op de maan althans 10-maal de lichtsterkte der donkere bezitten, kan men opmaken, dat de eerste uit eene witte, de laatste uit eene grijze of zwarte stof bestaan. De witte stof kan sneeuw of ijs wezen. Ook heeft men uit de astrophotometrie, in verband met de spectraalanalyse (zie onder dit woord), de gevolgtrekking afgeleid, dat de oppervlakte van Venus vermoedelijk grootendeels uit water bestaat, — dat Mars aan de polen door sneeuw- en ijsgordels is omringd, — dat Jupiter en Saturnus nog licht en water uitstralen, en dat op Uranus en Neptunus de oppervlakte wel uit sneeuw en ijs zal bestaan.

< >