Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 04-07-2018

Cijfers

betekenis & definitie

Cijfers, vermoedelijk alzoo genoemd naar het Arabische woord safàr (tellen), zijn teekens, waarvan men zich in de rekenkunde bedient, om getallen aan te duiden. Men heeft er zooveel noodig als het getalstelsel (zie onder dit woord) eenheden bevat. De Arabieren en Israëlieten gebruikten ter aanduiding der eerste 9 getallen als eenheden de eerste 9 letters van hun alphabet, voorts ter aanduiding der 10tallen de volgende 9, en ter aanduiding der 100-tallen de overige met een afzonderlijk teeken voor de 1000-tallen.

— De Grieken bedienden zich van hoofd- en gewone letters. Eenvoudiger echter was zij met de kleine letters, die met een accent werden voorzien, om aan te wijzen, dat zij voor cijfers of getalmerken dienden.

De eerste letters beteekenden de getallen van 1 tot 9 (met uitzondering van het getal 6, dat door een afzonderlijk teeken werd aangeduid), en de 1 met dezelfde geaccentueerde letter er naast beduidde het getal 10, de daaropvolgende x 20 en zoo verder tot 100, terwijl voor 90 wederom een afzonderlijk teeken was aangenomen. De volgende letters (o enz.) beteekenden 200 enz., en de laatste letter (w) 800, waarna 900 weder een afzonderlijk teeken verkreeg. Voor 1000, 2000 enz. gebruikte men op nieuw de letters van het alphabet, maar met het accentteeken er onder (a, b enz.).

— De Romeinen gebruikten 7 hoofdletters tot getalmerken, namelijk I=1,V = 5,X = 10, L = 50, C = 100, D = 500, en M = 1000. Voor 1000 werd ook wel CI en voor 500 I geschreven, uit welk laatste merk voorzeker D is ontstaan, gelijk L uit den halven vorm eener vierkante C. De C en M zijn aanvangletters der woorden centum (100) en mille (1000). De oorsprong van onze cijfers is onzeker; gewoonlijk noemt men ze Arabische, maar op goede gronden wordt beweerd, dat de Arabieren ze aan de Grieken hebben ontleend.