Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Pas

betekenis & definitie

Pas (Een) noemt men in de eerste plaats een stap of eene schrede, voorts eene plaats op een bergkam, laag genoeg en geschikt gelegen om er te kunnen overtrekken, — en eindelijk een legitimatiepapier, hetwelk den reiziger verlof geeft om zich onbelemmerd in een vreemd land te bewegen en er de bescherming te genieten der policie. Te voren kon men zonder zulk een pas — bepaaldelijk een buitenlandsche genaamd, om hem van den binnenlandschen pas te onderscheiden — niet over de grenzen komen, terwijl zoodanig papier in de hoofdplaatsen door de bevoegde autoriteiten moest worden geviseerd. Bij het snelle spoorwegverkeer heeft men echter ingezien, dat de pas groote belemmeringen aan reizigers bezorgde, zonder voldoende waarborgen voor de identiteit der reizigers op te leveren, zoodat men in den laatsten tijd den eisch, om zich van een pas te voorzien, in bijna alle beschaafde Staten heeft laten varen.

< >