Uranus, tot aan de ontdekking van Neptunus (1846) de buitenste der bekende planeten van ons zonnestelsel, werd zelf in 1781 ontdekt door William Herschel, doch in den beginne voor eene kleine comeet gehouden. Zijne loopbaan werd voorts berekend door Saron, Lexell, Méchain en Laplace, waarbij het raadplegen van oudere waarnemingen van Uranus door Flamsteed (1690) en Tobias Mayer (1756) belangrijke diensten bewees. Zijn gemiddelde afstand van de Zon bedraagt 19,18264 zonsafstanden of ongeveer 3832/3 millioen geogr. mijl. Daar de excentriciteit zijner loopbaan niet meer dan 0,04658 is of omstreeks 3l43ste, heeft deze planeet in haar aphelium een afstand van 368 en in haar perihelium van 399 millioen geogr. mijl van de Zon.
Zij doorloopt hare baan, die 2400 millioen geogr. rnijl lang is en met het vlak van de loopbaan der Aarde een hoek maakt van slechts 46'28", in 84 jaren 5 uren 41 minuten en 36 seconden, zoodat zij gemiddeld 0,9 geogr. mijl in eene seconde aflegt. Ten tijde harer oppositie nadert zij tot de Aarde tot op een afstand van 364 millioen geogr. mijl, terwijl zij ten tijde harer conjunctie 404 millioen geogr. mijl van onze woonplaats verwijderd is. Dientengevolge wisselt de lengte der schijnbare middellijn van Uranus tusschen 4,3" en 3,5". Alleen in gunstige omstandigheden vertoont zich Uranus aan het ongewapend oog als eene ster van de 6de grootte. De Zon ziet men van Uranus onder een 19-maal kleineren hoek dan bij ons, en zij heeft er voor den waarnemer eene grootte, welke niet veel aanzienlijker is dan de dubbele van Jupiter voor ons. De intensiteit van het licht bedraagt er derhalve slechts 0,003 van die, welke wij op Aarde genieten. De middellijn van Uranus is 4,221-maal zoo groot als die onzer Aarde; z{jn volumen is 7514- en zijne oppervlakte 19l/2-maal zoo groot.
Zijne gemiddelde digtheid komt met die van water overeen. De zwaartekracht op zijne oppervlakte is, wanneer men de middelpuntvliedende kracht niet in rekening brengt, ongeveer 1/20ste kleiner dan die op de oppervlakte der Aarde. Reeds W. Herschel vermoedde, dat deze planeet aanmerkelijk is afgeplat, en het is gebleken, dat deze afplatting ’/9de— 1/10de bedraagt. Zij is in overeenstemming met hare snelle aswenteling, welke men op 7 uur en 5 minuten heeft bepaald. Volgens de waarnemingen van W. Herschel meende men vroeger, dat deze planeet 6 of zelfs 8 wachters bezit, doch door die van Newcomb te Washington in 1874 en 1875 is gebleken, dat dit getal slechts vier bedraagt; zij zijn Ariël, Umbriël, Titania en Oberon genoemd en 13,78, 19,20 , 31,48 en 42,10 boogseconden van Uranus verwijderd, rondom welke planeet zij zich in in 2,5204 , 4,1442 , 8,7059 en 13,4633 dagen bewegen. De hellingen der loopbanen dezer planeten op het vlak van de loopbaan der Aarde zijn: 74°36', 75°57', 75°6' en 75°21'.