Licht noemt men de objectieve oorzaak van de zigtbaarheid der voorwerpen, welke deze voor het gezonde oog waarneembaar maakt. Men onderscheidt, met betrekking tot het licht, lichtgevende en donkere ligchamen. De eerste hebben de bron van licht in zichzelven, zooals onze zon, de vaste sterren en brandende ligchamen, — de laatste daarentegen worden slechts zigtbaar, doordien zij het licht van lichtgevende ligchamen ontvangen en gedeeltelijk terugkaatsen. Onze zon is voor onze aarde de voornaamste bron van licht. — Voorts onderscheidt men de donkere zelfstandigheden in doorzigiige en ondoorzigtige; de eerste zijn geschikt om het op hen vallende licht door te laten, — de andere niet.
Van de theorieën van het licht zijn vooral 2 merkwaardig, namelijk de emanatie(uitstroomings-) of emissie- en de ondulatie- of vibratie(trillings-) theorie. De eerste, door Newton bedacht, beschouwt het licht als bestaande uit zeer fijne, stoffelijke deeltjes, welke van de zelflichtende of verlichte ligchamen uitgaan en het oog bereiken. In den aanvang onzer eeuw is deze theorie uitgewerkt door Laplace, Mot en Brewster, en zjj bezit de eigenschap om vele, doch geenszins alle verschijnselen van het licht op eene eenvoudige en ongedwongene wjjze te verklaren. De tweede theorie, van Chrisiiaan Huyghens afkomstig, verklaart de verschijnselen van het licht op dergelijke wijze als die van het geluid, namelijk door trillingen of golvingen van eene zeer fijne, veerkrachtige vloeistof (aether), die de oneindige ruimte vervult. De zelflichtende ligchamen trillen en brengen alzoo den aether in beweging.
De hierdoor ontstaande golven treffen de gezigtszenuw, deelen daaraan hunne trillingen mede, en hierdoor ontstaat het gevoel van het zien. Het verschil van kleuren wordt door den verschillenden duur der aethertrillingen voortgebragt, namelijk de snelst op elkander volgende trillingen veroorzaken de violette kleur, en de minst snel op elkander volgende de roode kleur. Volgens de berekening van Fresnel ontwaart men in het eerste geval 767 en in het tweede 488 billioen trillingen in eene seconde. Deze theorie, reeds in de voorgaande eeuw door Fulerverdedigd, is in lateren tjjd vooral door Young, Fraunhofer, Fresnel, Ampère, Poisson, Neurnann en Ccmehy voorgestaan. Zp alleen is in staat om van alle verschijnselen van het licht eene voldoende verklaring te geven, zoodat zjj thans algemeen is aangenomen.
Het licht plant zich voort met eene verbazende snelheid; het doorloopt in eene seconde een afstand van 42000 geogr. mijl, zoodat het in 8V4 minuut van onze zon en in ruim eene seconde van de maan de aarde bereikt. Men kan die snelheid meten door sterrekundige waarnemingen, bijv. door de verduistering der satellieten van Jupiter en door de aberratie, alsmede door natuurkundige instrumenten. Zoolang het licht in dezelfde middenstof blijft, heeft het eene regtljjnige beweging, doch aan de grenzen van twee verschillende middenstoffen wordt het óf teruggekaatst (reflexie) óf het dringt met eene gewijzigde rigting als gebroken licht (refractie) in de tweede middenstof door (zie onder Breking en terugkaatsing). Daar de verschillend gekleurde lichtstralen (zie Kleur), die het kleurloos zonnelicht vormen, wegens de verschillende lengten hunner golven eene verschillende breking ondergaan, moeten zij hierbij van elkander gescheiden worden. Wanneer voorts lichtgolven van een zelfde punt zijn uitgegaan, maar na het doorloopen van verschillende wegen zich weder vereenigen, kunnen zp elkander versterken, maar ook geheel of gedeeltelijk opheffen (zie Buiging en interferentie der lichtstralen), en wanneer de golven van een lichtstraal zich allen in evenwijdige vlakken bewegen, noemt men het licht gepolariseerd (zie Polarisatie). Sommige ligchamen, bijv. gebrande oesterschelpen, geven, nadat zjj eenigen tijd aan het licht zijn blootgesteld geweest, licht in het donker (zie Phosphorescentie). Omtrent de scheikundige werkingen van het licht, raadplege men het artikel Photographie. Ook op den plantengroei heeft het licht een merkwaardigen invloed, dewijl door dezen in de groene plantendeelen koolzuur ontbonden en zuurstof vrijgemaakt wordt.