Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Tank

betekenis & definitie

(ook wel vechtwagen), is een gepantserd terreinvoertuig dat in de kortst mogelijke tijd naar elke zijde een grote vuurkracht kan ontwikkelen. Nog belangrijker dan de bescherming, welke door het pantser wordt geboden, is de bewapening, waarmee de vijand afbreuk kan worden gedaan.

Om zich door allerlei soorten terrein gemakkelijk te kunnen verplaatsen, wordt een tank door middel van rupsbanden voortbewogen. Mits in massa ingezet, beschikken tanks dus over: grote manoeuvreervaardigheid, grote beweeglijkheid en grote vuurkracht, terwijl een juiste toepassing van de twee laatste eigenschappen bovendien leidt tot een grote slagkracht, welke als vierde eigenschap van tanks kan worden aangemerkt. De zware bewapening en vooral de pantsering hebben een groot gewicht van de tank tot gevolg, waardoor haar manoeuvreervaardigheid en haar beweeglijkheid worden beperkt. Elke tank kan men daarom zien als een compromis, tot stand gekomen op grondslag van de betrekkelijke waarde welke men heeft gehecht aan haar beweeglijkheid en haar pantserbescherming.Invloed op de pantserbescherming is vnl. uitgeoefend door de evolutie van de pantserafweerwapenen waardoor, ten gevolge van de toename der pantserdoorborende kracht van het projectiel, het pantser steeds zwaarder is geworden. Bij de moderne tactici bestaat de neiging de bescherming meer te zoeken in verhoging der beweeglijkheid dan in verzwaring van het pantser. Globaal onderscheidt men thans:

a. lichte tanks —- gewicht 10-20 ton;

b. middelbare tanks — gewicht 20-50 ton;

c. zware tanks — gewicht 50 ton en hoger.

De benaming tank is ontstaan gedurende Wereldoorlog I door de maatregelen om de nieuwe uitvinding geheim te houden. De zorgvuldig verpakte vechtwagens werden met het opschrift „tank” naar het front vervoerd.

ONTWIKKELING

Reeds in de vroegste Oudheid heeft de mensheid gezocht naar strijdmiddelen, welke als voorlopers van de hedendaagse tanks kunnen worden beschouwd. In het Oude Testament wordt gesproken over een volk, dat bij zijn strijd tegen de Joden gebruik maakte van ijzeren wagens (Richteren I, 19). Van vele andere volkeren uit de Oudheid, zoals de Babyloniërs, de Assyriërs en de Perzen, is bekend dat zij beschikten over strijdwagens welke door paarden werden getrokken en welke aan de inzittenden bescherming boden door middel van bronzen platen. Veelal waren links en rechts zeisen aangebracht om het de gewone man onmogelijk te maken de wagen te bespringen. De Grieken en de Romeinen hebben in mindere mate gebruik gemaakt van gepantserde strijdwagens, omdat het bergachtige terrein van de door hen bewoonde schiereilanden zich hiertoe minder goed leende. In de Boheemse oorlogen van 1410-1420 werd door Ziska, aanvoerder der Hussieten, met groot succes gebruik gemaakt van strijdwagens welke bescherming boden aan de bemanning. In 1482 werd door Leonardo da Vinci een gepantserde wagen uitgevonden, welke door het met de hand draaien van een soort krukas kon worden voortbewogen. Voor het tactische gebruik van dit voertuig ontwierp Da Vinci richtlijnen, welke verrassend modern waren en vrijwel gelijk zijn aan die voor het gebruik van pantserstrijdkrachten van tegenwoordig. In de loop van de 16de eeuw werd de zgn. Holzschuher-wagen samengesteld.

Aan het einde van de 18de eeuw en in de loop van de 19de eeuw werden pogingen ondernomen om te komen tot gepantserde wagens, welke zich konden voortbewegen door middel van een stoommachine. Het was echter niet vóór Wereldoorlog I dat gepantserde terreinvoertuigen, toen voortbewogen door middel van een motor, definitief hun intrede deden in de grote legers. De eerste tank werd samengesteld in Groot-Brittannië door T e n ny s o n d’E y n c o u r t, directeur van de Marinescheepsbouw. Zij werd gebruikt in 1916 in de slag aan de Somme. Op 20 Nov. 1917 maakten tanks, onder bevel van de Britse brigadegeneraal H. J. Elles, een verrassende inbreuk in het vijandelijk front bij Kamerijk, welk succes echter niet voldoende werd uitgebuit om van strategische betekenis te kunnen zijn. Het Britse voorbeeld werd gevolgd door de Duitsers en bij het voorjaarsoffensief in Mrt 1918 werden de Duitse infanteriegolven door tanks begeleid. Ook in Frankrijk was men, naar ontwerpen van generaal Estienne, overgegaan tot de aanmaak van tanks.

HET TACTISCHE GEBRUIK

Na Wereldoorlog I werden in de verschillende landen de nieuwe denkbeelden omtrent het gebruik van tanks aan de hand van de opgedane ervaringen bestudeerd en begon men met het nieuwe wapen te experimenteren. Men ging er van uit dat de aanvalskracht van de infanterie moest worden opgevoerd om dit wapen zijn voorwaartse beweging te kunnen hergeven, terwijl bovendien het falen der cavalerie, ten aanzien van haar taken van verkenning en ingrijpen in de slag, tot verdere ontwikkeling noopte.

In de jaren tussen Wereldoorlog I en II ontwikkelden zich twee opvattingen:

1. De tank is de begeleider van de infanterie, een opvatting welke in Frankrijk en in Rusland veel aanhang vond;
2. De tank treedt op als zelfstandig wapen.

Deze opvatting leidde omstreeks de jaren dertig in de V.S. tot de oprichting van de 7de Cavalerie Brigade en in Groot-Brittannië tot de oprichting van een „Mobile Division”. De Duitsers sloegen deze experimenten in de Angelsaksische landen met grote oplettendheid gade en hebben sedert het begin van Wereldoorlog II de beginselen betreffende het optreden van tanks, georganiseerd in zelfstandige grote verbanden, met veel succes in de practijk gebracht. Wereldoorlog II heeft tot een samensmelting der bovenstaande opvattingen geleid en het wapen der pantsertroepen kent thans:

1. verkenningseenheden;
2. pantserdivisies;
3. tankeenheden bij de infanteriedivisies.

Bij de verkenningseenheden worden door sommige landen gepantserde wielvoertuigen in plaats van tanks op rupsbanden gebruikt, waardoor het voordeel van een meer geruisloze verkenning wordt verkregen, doch waarbij men het nadeel aanvaardt, dat de voertuigen aan de wegen gebonden zijn. De pantserdivisie, waarin onderdelen van verschillende andere wapens zoals infanterie, artillerie en genie als steun voor de tanks zijn opgenomen, is vóór alles bestemd voor de aanval en het uitbuiten van succes. Zij vervult de rol van de cavalerie in de 18de en 19de eeuw.

TECHNISCHE GEGEVENS

In het algemeen kunnen bij de hedendaagse tank de volgende onderdelen worden onderscheiden:

a. romp, waarin de motor plus plaats voor de bemanning,

b. onderstel van rupsbanden,

c. draaibare toren, waarin de voornaamste bewapening is aangebracht.

Enkele bekende Amerikaanse typen zijn de „Sherman”, „Pershing”, „Patton”. De nieuwste tank welke door de V.S. is ontwikkeld is de „Patton 48”. Enkele gegevens zijn: gewicht: tussen 45 en 50 ton; bewapening: een kanon van 90 mm met twee gelijkgerichte mitrailleurs plus een derde mitrailleur tegen andere doelen; bemanning: vier man, nl. commandant, chauffeur, schutter en lader.

De nieuwste Britse tank, welke in de loop van 1952 door Groot-Brittannië in productie is gebracht, is de „Centurion Mk 3”. Enkele gegevens volgen hieronder: gewicht: 50 ton; bewapening: een 20 pdr. kanon met een gelijkgerichte Besa mitrailleur; bemanning: vier man, nl. commandant, bestuurder, schutter en seiner-lader. Voorts is deze tank uitgerust met een zgn. stabilisator, d.i. de nieuwste uitvinding op het gebied van de richtmiddelen, waardoor het mogelijk is het kanon onafhankelijk van de bewegingen der tank in een bepaalde hoek en richting te houden. De „Centurion Mk 3” is thans als standaard tank in de Nederlandse bewapening opgenomen.

Bekende typen tanks van het Duitse leger gedurende Wereldoorlog II waren: de „Tiger” van 56 ton met een kanon van 88 mm en de „Panther” van 45 ton met een kanon van 75 mm.

Bekende tanks van het Russische leger zijn de „T 34”, een middelbare tank van 32 ton, en de zware „Joseph Stalin III” van meer dan 50 ton met een kanon van 122 mm.

MAJ. J. L. HOLLERTT

Tankbestrijdingsmiddelen

Zoals steeds in de wapentechniek wordt de ontwikkeling van de tank op de voet gevolgd door de ontwikkeling van haar bestrijdingsmiddelen. Bij de bestrijding valt onderscheid te maken tussen passieve en actieve bestrijdingsmiddelen. Onder de eerste nemen mijnenvelden een zeer belangrijke plaats, in en verder hindernissen, welke de tank niet of slechts zeer bezwaarlijk kan overwinnen, zoals brede grachten met steile oevers, betonmuren, betonnen drakentanden e.d. Voor de actieve bestrijding komen in de eerste plaats vuurwapenen in aanmerking, waarvan het projectiel de pantsering kan doorboren en door vertraagde werking eerst daarna tot explosie komt. Naast speciaal afweergeschut (anti-tankgeschut) heeft men in Wereldoorlog II gezocht naar eenvoudiger en gemakkelijker mede te voeren afweermiddelen, hetgeen o.a. de Duitse pantservuist en pantserschrik en de Amerikaanse Basooka deed ontstaan. Men is het er echter tegenwoordig algemeen over eens, dat het beste actieve bestrijdingsmiddel van vijandelijke vechtwagens gevormd wordt, door er eigen vechtwagens tegen in te zetten.

< >