worden toegepast in het voortbewegingsmechanisme van zware werktuigen, zoals graafmachines en tanks, die in alle richtingen over oneffen terrein of slappe bodem moeten kunnen rijden, zonder dat daarvoor verharde wegen of spoorrails zijn aangelegd.
Aldus ingerichte machines rusten links en rechts met een rij looprollen op een ketting zonder eind, bestaande uit brede stalen platen, die door middel van pennen scharnierend aan elkaar zijn verbonden. De platen vormen een gesloten band, die voor en achter over een leidwiel loopt en door een motor wordt aangedreven. Het gedeelte van de band, dat tussen het voorste en het achterste leidwiel op de bodem ligt en door de looprollen wordt belast, doet dienst als een gelede rail, waarvan de losse leden bij het rijden door het achterste leidwiel worden opgenomen, vervolgens in de onbelaste part naar het voorste leidwiel worden teruggevoerd en daar opnieuw vóór de looprollen worden neergelegd. De belaste part is ten opzichte van de bodem in rust terwijl de onbelaste part, met de dubbele rijsnelheid van het werktuig, naar de voorzijde wordt teruggevoerd.
Van belang is het zgn. effectieve bandoppervlak, omdat daaruit de vlaktedruk volgt waarmede de bodem wordt belast, als het werktuig in bedrijf is. In polderland is een vlaktedruk van 0,5 kg/cm2 toelaatbaar; op harde grond kan die druk 8 kg/cm2 bedragen. De breedte en lengte van het effectieve oppervlak worden hierdoor bepaald.
De constructieve uitvoering, zowel van de banden als van de details, loopt sterk uiteen; het geheel wordt blootgesteld aan grote, ongelijkmatig verdeelde belastingen en aan hevige slijtage; robuste constructie is noodzakelijk, maar in sommige gevallen wordt ook grote snelheid verlangd.
