bloedwei, is bloedplasma zonder fibrinogeen. Het wordt verkregen door plasma te laten stollen; de overblijvende vloeistof is het serum.
Serum bevat de eiwitten (albumine en globuline) en electrolyten, die resp. het osmotisch en zuurbase-evenwicht moeten bewaren (zie bloed). De antistoffen, die gevormd worden na contact met antigeen, behoren tot de serumeiwitten en kunnen worden aangetoond met behulp van de immuniteitsreacties. Het serum is specifiek voor iedere diersoort.
Serologie noemt men de leer der eigenschappen en ziekelijke reacties van bloedserum. Het serologisch onderzoek dient ter opsporing van antistoffen en kan daardoor belangrijke gegevens opleveren over een ziekte. Sinds men weet dat personen onvatbaar zijn voor een bepaalde ziekte, indien ze antistoffen er tegen in het bloed hebben (zie immuniteit), maakt men gebruik van antistoffen bevattend serum bij de behandeling van enkele infectieziekten o.a. diphtherie en tetanus. Men beoogt hiermee de neutralisatie van gifstoffen der bacteriën. Deze serumtherapie wordt ook wel passieve immunisatie genoemd. De hiervoor gebruikte sera worden meestal geleverd door de rijksseruminrichting, die sinds 1934 ressorteert onder het Rijksinstituut voor de Volksgezondheid. Vooral paarden worden met toxine behandeld, zodat zich afweerstoffen in het bloed vormen.
Serumziekte.
is een allergische reactie op de inspuiting van serum. De ziekte kreeg eigenlijk pas betekenis nadat het antitoxine tegen diphtherie algemeen werd toegepast. De eerste onderzoekingen op dit gebied zijn gedaan door von Pirquet en Schick. Zij stelden vast dat het eiwit in het serum, gewoonlijk afkomstig van dieren, verantwoordelijk was voor het ontstaan van ziekteverschijnselen. Deze worden toegeschreven aan de verbinding van het, als antigeen fungerende, soortvreemde eiwit met de, tegen dit eiwit gevormde, antistoffen in het lichaam. Na een incubatieperiode van 6-12 dagen ontstaat bij een deel der behandelde patiënten een hevig jeukende huiduitslag (urticaria) over het gehele lichaam.
Tevens zijn de oppervlakkige lymphklieren vergroot, bestaan er gewrichtspijnen en is de temperatuur matig verhoogd. In het bloed worden geen noemenswaardige afwijkingen gevonden. De prognose is steeds goed. De behandeling is slechts gericht op verlichting van de jeuk met afwassingen en adrenaline-injecties. Ter voorkoming van serumziekte gebruikt men tegenwoordig sterk geconcentreerde sera, waaruit een deel van het eiwit is verwijderd.
Apart van de serumziekte staan de reacties op serum direct na de inspuiting. Deze komen voor bij patiënten, die om een of andere reden reeds overgevoelig zijn voor het serum. Het ziektebeeld gelijkt op dat van anaphylaxie. Vrijwel onmiddellijk na de injectie ontstaan een hevige jeuk en oedeem, soms tevens een shocktoestand door plotselinge daling van de bloeddruk en hoge temperatuur. Een enkele maal verloopt zulk een shock dodelijk.
A. WESSELIUS-DE CASPARIS