zijn reacties, die zich voltrekken tussen antigeen en antistoffen. Ze vinden velerlei toepassing.
De bacterioloog kan enerzijds met sera van tegen bepaalde bacteriën geïmmuniseerde dieren onbekende stammen determineren, anderzijds kan hij met behulp van bekende bacteriestammen de sera van patiënten op antistoffen onderzoeken. Dit laatste is een belangrijk hulpmiddel bij het stellen van de diagnose. Na immunisatie kan men zich door serologisch onderzoek overtuigen of er inderdaad antistoffen gevormd zijn.Naar de reactie tussen antigeen en antistof worden de antistoffen als volgt ingedeeld.
1. Praecipitines : het antigeen vlokt uit. Deze proef is van weinig belang voor de bacterioloog. Verwantschap tussen dieren kan hiermee worden bepaald.
2. Agglutinines: de bacteriën klonteren samen. Met deze proef kan men een onbekende bacterie met zekerheid herkennen. Het onderzoek naar de aanwezigheid van agglutinines wordt toegepast bij typhus, paratyphus, ziekte van Weil en vlektyphus (z ook bloed).
3. Lysines: de bacteriën worden opgelost (bacteriolyse). Voor de lysis zijn twee stoffen nodig nl. amboceptor en complement (z complement-bindingsreactie). Ook de haemolyse berust vaak op de werking van een haemolysine (amboceptor) en complement.
4. Opsonines: zij bevorderen de phagocytose (het verteren van bacteriën in het lichaam van witte bloedcellen) en vormen dus de schakel tussen cellulaire en humorale processen (z immuniteit). Voegt men coccen bij leucocyten en normaal serum dan is er maar weinig phagocytose; deze is veel sterker als men in plaats van normaal serum een serum gebruikt dat opsonines bevat tegen de coccen.
5. Antitoxines: zij heffen de giftige werking der toxines op. Von Behring ontdekte in 1890 een antitoxine tegen tetanus en een jaar later een tegen diphtherie. De antitoxines vinden toepassing bij de passieve immunisatie en bij het onderzoek naar de ontvankelijkheid voor diphtherie (reactie van Schick) en voor roodvonk (reactie van Dick). De reactie op tuberculine (o.a. Pirquetreactie) berust niet op de aanwezigheid van antistoffen, maar is een allergisch verschijnsel.
A. WESSELIUS-DE CASPARIS