Hervormd godgeleerde en sterrenkundige (Gent 25 Aug. 1561 - Middelburg 8 Dec. 1632), studeerde te Londen theologie en wiskunde en werd in 1580 predikant te Antwerpen. Na de val dezer stad bezocht hij de universiteit te Leiden en werd in 1586 predikant te Goes, waar hij in 1610 zijn zoon Pieter naast zich kreeg.
Beiden geraakten in moeilijkheden door hun protest tegen bepaalde burgemeestersbenoemingen, bovendien door de uitoefening der geneeskundige praktijk en Philippus om zijn verdediging van het werk van Copernicus. In 1613 zette de Zeeuwse coetus vader en zoon af. Philippus vestigde zich te Middelburg, hield zich met de wis-, sterren- en geneeskunde bezig en genoot een jaargeld van de Staten van Zeeland.Bibl.: o.a. Chronologiae sacrae 1. VI (1624); Cyclometria nova (over de berekening van 𝝅; 1616, herdr. 1628); Verklaeringhe van het gebruyck des astronomischen en geometrischen quadrants (1620, herdr. 1628, 35, 67); Bedenckingen op den dagelykschen en jaerlykschen loop van den aerdtcloot (1629); Uranometrfa (1631); Astrolabium (1633); Tabulae motuum caelestium (1632, herdr. als Opera omnia, Middelburg 1663).
Lit.: A. A. Fokker, Ph. L. en zijn zonen Pieter en Jacob, in: Archief, meded. in betrekk. tot Zeeland I, 5 (Middelburg 1862); Biograf. Wb. v. Prot. Godgel. V (1943), 549-554 m. voll. bibl.