Spaans: Felipe Luis (Curacao 6 Juli 1782 - Amsterdam 27 Sept. 1821), was een der medestanders van Bolivar. Hij kwam eerst op een kantoor te Amsterdam, vocht onder de Bataafse jagers met roem in Noordholland (1799) en keerde vervolgens naar zijn geboorteland terug.
Van hier begaf hij zich naar de V.S., om zich op de zeevaartkunde toe te leggen.Na een grote reis kwam hij (door de dood van zijn vader een vermogend man geworden) op Curaçao terug, toen de Engelsen onder de commodore Murray het eiland wilden vermeesteren en de Kabritenberg bezet hielden. Brion deed door een stoutmoedige aanval de vijand aftrekken (1805). In de volgende jaren bezocht hij de kusten van Venezuela en Guyana, knoopte betrekkingen aan te Caracas en streed er voor de onafhankelijkheid van het land. Hij werd opperbevelhebber der vloot van Columbia en kapitein-generaal van het leger en ondersteunde Bolivar, bewerkte, dat laatstgenoemde als kapitein-generaal van Venezuela en Nieuw-Granada erkend werd, hielp het eiland Marguerite veroveren (1816) en bracht aan het Spaanse eskader een belangrijke nederlaag toe.
In 1817 nam hij deel aan de verovering van Guyana, vernielde in de mond van de Orinoco 30 Spaanse schepen en veroverde er 8. Zijn gehele vermogen heeft hij in dienst der onafhankelijkheid van deze Spaanse koloniën gesteld en zich door buitengewone dapperheid onderscheiden.
Brion mocht de bevrijding van Zuid-Amerika niet beleven. Hij had te Savanilla de tolrechten verminderd, doch Bolivar deed bekend maken, dat zij op de oude voet moesten geheven worden. Dit krenkte Brion zozeer, dat hij in 1820 naar Curaçao terugkeerde. Zijn verdiensten werden later door Colombia erkend: een groot deel van het door hem gegeven geld werd aan zijn erfgenamen terugbetaald en zijn stoffelijk overschot eervol in Caracas bijgezet.