Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 24-01-2022

Archief

betekenis & definitie

van Gr. archeion, duidt eigenlijk een ambtslokaal aan en krijgt pas na 300 v. Chr. de betekenis van „bewaarplaats voor officiële stukken”.

Ook in verband met middeleeuws archa (arke), dat de kist aanduidde, waarin o.a. oorkonden werden bewaard.OUDHEID

Van de vroegste tijden af was het gebruik om oorkonden te verzamelen en te bewaren. Wij kennen deze gewoonte uit Egypte (het archief in El-Amarna uit 1370 v. Chr.), uit Babylonië en Assyrië (bijv. de bibliotheek van koning Assurbanipal in Nineve) en Perzië (optekening van voorname gebeurtenissen, vgl. het boek Esther). In Griekenland bestonden deze archieven in de oudste tijden niet; doch in de bloeitijd (sedert ± 500) werden alle stukken nauwgezet bewaard, beter (naar Cicero’s oordeel) dan te Rome. De Areopagus* hield hierop toezicht; na de democratische omwenteling van 462 werd het beheer opgedragen aan 7 nomophylak.es (wetbewaarders), nog later had de Secretaris van de Raad het opperbeheer. Er was toen een bepaald lokaal voor bestemd: het Metroön (tempel der Moeder-Godin) bij de Agora; oorspronkelijk werden de stukken bewaard in het ambtslokaal van den betrokken magistraat, wat in sommige gevallen (bijv. voor de lijsten van de inwoners van een gemeente) ook later nog het geval was.

In het Metroön kon men de originele teksten of afschriften op papyrus vinden van wetten, volksbesluiten, protocollen van de zittingen van raad, volksvergadering en rechtbanken, inventarissen van staatsgoederen, rekeningen, lijsten van epheben etc. Nog in de 2de eeuw n. Chr. was bijv. hierdoor het verweerschrift van Socrates bekend. Afschriften kon men krijgen of maken voor persoonhjke of wetenschappelijke doeleinden; voor een historisch werk als bijv. dat van Thucydides zijn zij zeker gebruikt.

Ook in andere Griekse steden bevonden zich uitgebreide archieven. Een bijzondere plaats neemt de bewaring (en registrering) in van akten in Egypte in het Hellenistisch en Romeins tijdperk. Daar waren de originelen of afschriften bij een notaris of ook in officiële gebouwen gedeponeerd en geregistreerd. Wij kennen de vorm daarvan vrij goed uit de papyri; vooral in Romeinse tijd was deze goed georganiseerd.

Te Rome zelf moet men onderscheid maken tussen het officiële archief (tabularium) en het particuliere (tablinum). In oorsprong vielen deze samen, omdat de magistraten, gewoonlijk uit bepaalde aanzienlijke families gekozen, de staatsstukken in hun familiearchief bewaarden. Pas later koos men, omdat deze wijze van bewaren niet voldoende zekerheid bood, een tempel tot bewaarplaats, eerst de tempel van Ceres, daarna het aerarium in de tempel van Saturnus. Hier werden gedeponeerd: wetten, volksbesluiten, senaatsbesluiten, de handelingen van de senaat, rapporten van de magistraten in de provincies, lijsten van de bevolking, beambten, arbeiders en van gezanten. Die van senaatsbesluiten waren gewichtig, omdat pas door het deponeren in het archief (delatio) volgens een redactie van daartoe benoemde senatoren (relatio) het besluit geldig werd. In de keizertijd kwamen voor de volksbesluiten de keizerlijke edicten in de plaats.

Toezicht oefenden de quaestoren, later in de keizertijd/)rae/èctï. Afzonderlijke archieven waren in het atrium libertatis, in de aedes nympharum (voor de censuslijsten), in het tabularium Caesaris (voor het kadaster en de maten). De stukken waren in de archieven gewoonlijk op wastafeltjes geschreven; niet werden er bewaard de oorkonden, die reeds, in brons of steen gegrift, in tempels waren opgesteld; dit had grote onvolledigheid en, bij tempelbrand, bijna onherstelbare schade tot gevolg. De stukken in het archief waren genummerd en in chronologische volgorde gerangschikt. Men vond deze archieven niet alleen te Rome, maar ook in andere steden van Italië.

PROF. DR D. COHEN

Lit.: L. Mitteis, Grundzüge und Chrestomathie der Papyruskunde (Leipzig-Berlin 1912); Woess, Untersuchungen über das Urkundenwesen und den Publizitätschutz im röm. Aegypten (München 1924); E. Weiss, Griech. Privatrecht (Leipzig 1923), p. 355 vlg.; A. Steinwenter, Beiträge zum öffentl.

Urkundenwesen der Römer (Graz 1915); L. Mitteis, Röm. Privatrecht (Leipzig 1908), I, p. 307 vlg.

MODERNE ONTWIKKELING

Tegenwoordig noemt men archief in engere zin het geheel der geschreven, getekende (kaarten) en gedrukte bescheiden, ex officio ontvangen bij of opgemaakt door enig bestuur of een zijner ambtenaren, voor zover deze bescheiden bestemd waren om onder dat bestuur of dien ambtenaar te blijven berusten. Volgens deze definitie kunnen derhalve, behalve de publiekrechtelijke lichamen, als staat, provincie, gemeente, waterschap, enz., ook privaatrechtelijke lichamen, als kerken, kloosters, gasthuizen, maatschappijen, vennootschappen, verenigingen en ook particuliere personen, als kooplieden, een archief vormen. Buiten deze definitie vallen echter de zgn. familie- of huisarchieven, verzamelingen van bescheiden door de leden van een geslacht of de bewoners van een huis of kasteel, als private personen of in verschillende functiën, bijeengebracht en bewaard. In oneigenlijke zin wordt archief gebruikt als benaming voor tijdschriften.

Van een archief is wel te onderscheiden een archiefdepot. In dit laatste kan men zes soorten archieven vinden:

1. het archief van het college, waaraan het depot behoort;
2. archieven van commissiën of ambtenaren, die aan dat college ondergeschikt zijn;
3. archieven van colleges en personen, wier rechten of functies op dat college zijn overgegaan;
4. archieven van colleges en personen, op wie dat college toezicht moet houden, en wier archieven door het college in zijn depot zijn geplaatst;
5. archieven, die in het depot zijn geplaatst krachtens een bestuursmaatregel, en
6. archieven, die in bruikleen ontvangen, geschonken of gekocht zijn. In het dagelijkse spraakgebruik duidt men gewoonlijk een archiefdepot door het woord archief aan.

In vele landen wordt thans archiefwetenschap onderwezen, welke alles omvat, wat men tot een goede bewaring der stukken en de indeling en beschrijving van een archief dient te kennen. De indeling kan op verschillende wijzen geschieden. Terwijl de alphabetische indeling nagenoeg niet meer voorkomt, wordt ook de chronologische, die vroeger in Nederland in verschillende archieven werd toegepast, maar waarbij zich dit hoofdbezwaar voordoet, dat door het uit elkaar nemen der dossiers het natuurlijke verband der stukken wordt verbroken, door de archiefwetenschap afgewezen. Een meer doelmatige indeling is de systematische — uitgaande van het zgn. herkomstbeginsel (Provenienzprinzip) -—, zoals die vooral is gepropageerd door mr S. Muller Fz.* en aangegeven door mrs S. Muller Fz., J.

A. Feith en R. Fruin Th.Az. in hun in opdracht van de Vereeniging van Archivarissen in Nederland ontworpen Handleiding voor het ordenen en beschrijven van archieven (1898; Qde dr. 1920). Het hier aangenomen systeem — waaraan men, gezien de verschillende vertalingen, ook in het buitenland veel aandacht heeft geschonken — verdeelt een archief in die rubrieken, welke worden aangegeven door de aard en de inrichting van het archief zelf, en overeenkomen met de verschillende takken van het bestuur, waarvan het archief afkomstig is. Daar deze Handleiding geheel gericht is op de archieven van vóór 1813 en die van de 19de eeuw, voor zover deze naar de archiefdepots zijn overgebracht, zal bij een toekomstige nieuwe druk ook de nodige aandacht moeten worden geschonken aan twee problemen, die de 20ste eeuw heeft medegebracht, nl. de overstelpende papiermassa’s, die de moderne administratie produceert — in verband hiermede komt ook de vraag naar voren, welke stukken vernietigd kunnen worden (voor de gemeentearchieven is daarvoor een lijst; ten opzichte van de archieven van regeringsorganen stelde de Vereeniging van Archivarissen een vernietigingscommissie in, die een staatscommissie is geworden) — en de moderne wijze van bewaring en ordening van de stukken van de administraties volgens de code décimal (z registratuur); immers, ook deze archieven komen uiteindelijk in de door archivarissen beheerde bewaarplaatsen.

NEDERLAND bezit een Algemeen Rijksarchief te ’s-Gravenhage. Aan het hoofd hiervan en tevens van het gehele Nederlandse archiefwezen staat de Algemene Rijksarchivaris. Het is verdeeld in vijf afdelingen: de archieven van Holland vóór 1572, de archieven van Holland na 1572, de generaliteitsarchieven tot 1796, de archieven der centrale regering sinds 1796 en de koloniale archieven, en huisvest tevens het bureau voor ’s Rijks Geschiedkundige Publicatiën*. Verder zijn er Rijksarchieven in de provinciën, gevestigd te Groningen, Leeuwarden, Assen, Zwolle, Utrecht, Arnhem, Maastricht, ’s-Hertogenbosch, Middelburg en Haarlem, die ieder een Rijksarchivaris aan het hoofd hebben, terwijl er ook een chartermeester aan verbonden is. Het Algem. Rijksarchief is tevens Rijksarchief in de provincie Zuid-Holland.

De Algemene Rijksarchivaris is belast met het toezicht op ’s Rijks archieven in de provinciën. In ongeveer 40 gemeenten van Nederland zijn gemeentearchivarissen aangesteld. Ook enkele waterschappen hebben een eigen archivaris. In de gemeenten en waterschappen, waar dit niet het geval is, beheert de secretaris het archief.

De doop-, trouw- en begraafboeken van de verschillende kerkgenootschappen werden bij de invoering van de burgerlijke stand naar de mairieën overgebracht. Op grond van het K.B. van 31 Mei 1929, Stbl. 269, werden deze boeken en de schepentrouwboeken, dagtekenende van vóór de invoering van de Burgerlijke Stand, en de gedeelten der zgn. gaardersarchieven, die aantekeningen omtrent geboorten, trouwen, sterven en begraven bevatten, van de gemeentelijke archiefbewaarplaatsen overgebracht naar de Algemene Rijksarchiefbewaarplaats te ’s-Gravenhage en naar de Rijksarchiefbewaarplaatsen in de provinciën; hetzelfde gebeurde bij K.B. van 6 Juli 1929, Stbl. 381, met de registers der overledenen, opgemaakt ingevolge de Ordonnantie eener Belasting op het Regt van Successie van 4 Oct. 1805. Bij K.B. van 28 Aug. igig, Stbl. 546, werd eenzelfde regeling getroffen ten opzichte van de notariële archieven, dagtekenende van né. de invoering der Franse wetgeving en van vóór 16 Oct. 1842 (voor de notariële archieven van vóór de invoering der Franse wetgeving was dit reeds bepaald door het K.B. van 23 Aug. igo7), en bij K.B. van 28 Aug. igig, Stbl. 547, ten opzichte van de rechterlijke archieven van 1811-1838 (bij algemene maatregel van 8 Mrt i87g, Stbl. 40, gelastte de regering de overbrenging der oude rechterlijke archieven van vóór de invoering der Franse wetgeving, die onder de rechterlijke colleges en de hypotheekbewaarders berustten, naar de Rijksarchieven; die van 31 Aug. 1880, Stbl. 168, breidde dat voorschrift uit tot de oude rechterlijke archieven, die onder de kantongerechten berustten, en die van g Oct. 1883, Stbl. 141, tot die, welke nog onder de gemeentebesturen verbleven). Bij K.B. van 24 Nov. ig32, Stbl. 560 werd de overbrenging naar de Rijksarchiefbewaarplaatsen gelast van de registers van eigendomsovergangen, welke in de jaren 1812-1832 door de maires en gemeentebesturen zijn aangelegd met de daarbij behorende bescheiden. Voor al deze overbrengingen geldt, dat de Rijksarchivarissen bevoegd zijn om aan gemeenten, die een eigen archivaris hebben en doelmatige archieflokalen bezitten, die archieven in bewaring te geven. Deze bevoegdheid geldt niet ten aanzien van de registers van de Burgerlijke Stand c.a. tot 31 Dec. 1842, die krachtens K.B. van 23 Apr. ig2g, Stbl. 176, overgebracht zijn van de griffiën der arrondissementsrechtbanken naar de Rijksarchiefbewaarplaatsen. Krachtens algemene maatregel van bestuur, K.B. van ig Apr. ig2g, Stbl. 171, moeten de archieven van de voormalige wees- en momboorkamers van de gemeenten, die geen eigen archivaris en geen doelmatige archiefbewaarplaats hebben, naar de Rijksarchiefbewaarplaatsen worden overgebracht.

De opleiding tot archivaris is als volgt geregeld: een daarmede belaste commissie neemt staatsexamens af voor wetenschappelijk archief ambtenaar iste klasse (die universitaire opleiding moet hebben genoten en als volontair gedurende een jaar gewerkt moet hebben op een archief, dat een ambtenaar iste klasse als archivaris heeft) en voor idem sde klasse (waaraan geen speciale opleiding behoeft vooraf te gaan, terwijl een volontairsstage van zes maanden voldoende is). In het tweede geval bestaat het examen uit de beginselen van de archiefwetenschap (archiefeconomie, archivistiek), kennis van het oude schrift en hoofdtrekken van de vaderlandse geschiedenis en der staatsinstellingen, in het eerste geval uit archiefwetenschap, palaeografie, diplomatiek (oorkondenleer), historische chronologie, kennis van de rechterlijke organisatie in Nederland vóór I7g5, kennis van de vaderlandse staatsinstellingen in vroeger tijd en kennis van de middeleeuwse kerkelijke instellingen.

In 1891 werd opgericht de Vereeniging van archivarissen in Nederland (orgaan Het Nederlandsch Archievenblad), die baanbrekend werk heeft verricht, in de eerste plaats door het tot stand komen van de Handleiding te bevorderen en in de tweede plaats bij de voorbereiding en de totstandkoming van de Archiefwet. Het eerste ontwerp van een Nederlandse Archiefwet is van de hand van Bakhuizen van den Brink en dateert van ong. 1853. Eerst in i8gi, bij de oprichting van de Vereeniging, kwam het denkbeeld van een Archiefwet opnieuw aan de orde; zij is samengesteld door de archivarissen zelf. Naast de grote figuur van Victor de Stuers*, die zowel voor de monumentenzorg als voor het archiefwezen veel belangstelling had, dient vooral de vroegere Algemene Rijksarchivaiis prof. mr R. Fru in* te worden genoemd, die een groot aandeel heeft gehad bij de totstandkoming van de wet van 17 Juni igi8, Stbl. 378, tot regeling van het archiefwezen (gewijzigd bij wet van 14 Mei ig28, Stbl. 177).

NED.-iNDiË

De stukken, die op de geschiedenis van Ned.-Indië betrekking hebben, worden gedeeltelijk in het Algem. Rijksarchief te ’s-Gravenhage bewaard. Een ander gedeelte der officiële historische bescheiden bevindt zich in het Landsarchief te Batavia, dat ressorteert onder den Algemenen Secretaris. Het bevat zowel het nieuwarchief, dat aan de Algemene Secretarie verbonden en te Buitenzorg gehuisvest is, als het oud-archief, dat zich te Batavia bevindt. Dit laatste bevat, op enkele uitzonderingen na, alle officiële geschriften, betrekking hebbende op onze vestiging in Ned.Indië van het begin tot 1816, voor zover zij in het bezit zijn der Indische regering. Sedert i8g2 wordt het beheerd dooi een Landsarchivaris.

De oude archieven van de Westindische koloniën zijn overgebracht naar het Algem. Rijksarchief.

A. VAN DER POEST CLEMENT

Lit.: S. Muller Fzn, J. A. Feith en R. Fruin Th.Azn, Handleiding voor het ordenen en beschrijven van archieven (1898, 2de dr. 1920); R. Fruin, De archiefwet 1918 (eerste stuk 1919, tweede stuk 1920, derde stuk 1929); R.

G. Bakhuizen van den Brink, Overzigt van het Nederlandsche Rijksarchief, eerste stuk (1854); Verslagen omtrent *s Rijks Oude Archieven, van 1878 af (de verslagen over 1865-1877 zijn in 1914 in één deel gedrukt); Het Nederlandsch Archievenblad, van 1892 af (in 1938 verscheen een index op de jaarg. 1892-1938); Gids voor de archieven van gemeenten en waterschappen in Nederland (eerste afl. 1942, tweede afl. 1945).

BELGIË

In België bestaat een Algemeen Rijksarchief te Brussel, evenals een Rijksarchief in de hoofdstad van elke provincie: Aarlen, Antwerpen, Bergen, Brugge, Gent, Hasselt, Luik en Namen. Belangrijke archieven worden nog bewaard in een vijftigtal steden (Gemeentearchieven) en in enige oude kloosters en kapittelkerken.

Aan het hoofd van het Algemeen Rijksarchief staat de Algemene Rijksarchivaris, die tevens toezicht houdt over de Rijksarchieven in de provinciën, welke bestuurd worden door een conservator, bijgestaan door adjunct-conservators en archivarissenpalaeograaf. Het Algemeen Rijksarchief telt vijf secties onder leiding van conservators, eveneens bijgestaan door adjuncten en archivarissen, een sigillografisch kabinet en een atelier voor fotografie en restauratie van documenten. Bij het Algemeen Rijksarchief hoort nog het Oorlogsarchief, waar archivalia betreffende de Wereldoorlogen I en II worden bewaard.

Het publiek heeft toegang tot de leeszaal van de Rijksarchieven. Op het Algemeen Rijksarchief bevinden zich de archieven van de centrale bestuurslichamen van de Nederlanden en van België, van het oude hertogdom Brabant (later van het Département et Préfectwe de la Dyle en van de provincie Brabant). Daarnaast zijn ook de archieven van de oude plaatselijke besturen van de tegenwoordige provincie Brabant aldaar ondergebracht, evenals de archieven van de instellingen welke tijdens de Franse Revolutie afgeschaft werden (abdijen, kerken, kloosters, universiteit van Leuven, ambachten en neringen enz.). Daarbij ook een groot aantal notariële stukken.

Op de Rijksarchieven in de provinciën worden de archieven van de oude provinciale instellingen, evenals het nieuw-archief van de provincie (na 1795), en de documenten der afgeschafte instellingen bewaard. De Rijksarchieven te Gent en te Luik zijn de belangrijkste. Het uitzonderlijk rijke archief te Bergen in de provincie Henegouwen werd in Mei 1940 grotendeels vernield, evenals het archief van de stad Doornik.

Alhoewel de oorsprong van de organisatie van ’s Rijks Archieven teruggeleid kan worden tot de Franse wetten van de Republiek van 7 Messidor an II en 5 Brumaire an V, bestaat er in België, in tegenstelling tot Nederland, geen „archiefwet”. Een aantal koninklijke en ministeriële besluiten regelt de organisatie van het archiefwezen. Een administratieve bepaling verbiedt het vernietigen van bescheiden in de verschillende ministeriële departementen en andere officiële instellingen zonder voorafgaande toestemming van den Algemenen Rijksarchivaris.

In de gemeentelijke archieven worden doorgaans door het plaatselijk bestuur archivarissen aangesteld, die voor de grote steden (Brussel, Antwerpen, Brugge, Gent, Luik) meestal een wetenschappelijke opleiding hebben genoten, DR A. COSEMANS

Bibl., Lit.: Les archives de 1’Etat en Belgique, Annuaire publié sous la direction de Joseph Cuvelier, archiviste-général du Royaume (1914); Les archives de 1’Etat en Belgique pendant la guerre (1914-1918), Annuaire publié sous la direction de J. Cuvelier; Het Belgische Staatsarchief van 1919 tot 1930, Verslagen uitgeg. onder leiding van J. Cuvelier, Rijksarchivarisgeneraal; Het Belgisch Staatsarchief van 1930 tot 1936, Verslagen uitgeg. onder leiding van D. Brouwers, Rijksarchivaris-generaal; E. Laloire, Les archives en Belgique, Notice sommaire (Bruxelles 1907); L. Verriest, Annuaire des Archives de Belgique (Roulers ■913).

Het Archief en Museum voor het Vlaamsche Cultuurleven, te Antwerpen, is in 1933 als „Museum van de Vlaamsche Letterkunde” uit de Consciencetentoonstelling van 1912 ontstaan (waarvan een catalogus overbleef). De instelling is gegroeid tot opslagplaats en uitstallingsgelegenheid (Hötel Ed. de Beuckelaer: Minderbroedersrui 17) van alle archivalia (werken, handschriften, documenten, aantekeningen, brieven, krantenknipsels, drukblokken enz.), kunstvoorwerpen (schilderijen, bustes, etsen, tekeningen enz.) en herinneringen (personalia, portretten, medailles, albums, voorwerpen), betrekking hebbende op het Vlaamse cultuurleven in de uitgebreide betekenis van het woord, met aanvangsperiode de Oostenrijkse Tijd en reikend tot op de dag van heden. Alhoewel te Antwerpen gevestigd, heeft de instelling geen locaal, wel een uitgesproken nationaal karakter. Huidig bezit (Sept. 1946): 10 300 bundels documenten, 20 000 vol., 11 000 beeltenissen van allerlei aard. Catalogi: basiscatalogus per figuur, waarin mettertijd alle documenten zullen zijn ontleed; auteurscatalogus voor drukwerk; kunstenaarscatalogus voor de beeldende kunsten; vier kalenders op figuren, gebeurtenissen, jaren en dagen.

Lit.: G. Schmook, Het Museum van de Vlaamsche Letterkunde, groei en taak (Antwerpen 1941); Idem, Het Museum van de Vlaamsche Letterkunde, schema van zijn inrichting (Antwerpen 1942).

ZUID-AFRiKA

Nadat in 1915 de Unie van ZuidAfrika was gevormd, werd reeds in 1919 het archiefwezen, dat tot dusverre voor elk der vier „provinsies”: de Kaap (hoofdstad Kaapstad), de Transvaal (hoofdstad Pretoria), de Oranje Vrijstaat (hoofdstad Bloemfontein) en Natal (hoofdstad Pieter Maritzburg) afzonderlijk was georganiseerd, in Kaapstad onder leiding van Graham Botha als „Hoofargivaris” tot één tak van dienst gecentraliseerd, met dien verstande dat de archieven van de provinciën, als zij daar organisch behoorden, ook in de hoofdsteden bleven.

FRANKRIJK

De Archives nationales of „Archives de la République française” te Parijs bevatten in de „section ancienne” alle stukken van de instellingen van het ancien régime, terwijl de „section moderne” wordt gevormd door de archieven van de „Assemblées révolutionnaires” en de archivalia, in de loop van de 19de eeuw door de verschillende ministeries overgedragen. Verder zijn er Rijksarchiefdepots in alle departementen {archives départementales) en vele gemeentearchieven. De nationale, departementale en de gemeentelijke archieven vormen als „Direction des archives” een zelfstandige afdeling van het ministerie van nationale opvoeding, aan het hoofd waarvan staat de „Directeur des Archives”, die tevens de leiding heeft van de wetenschappelijke instelling van de Archives nationales. Wereldberoemd is de Ecole des Chartes* te Parijs (opgericht 1821), waar zowel oorkondenleer als archiefwetenschap wordt gedoceerd, en die een grote invloed heeft op de vorming van de Franse archivarissen.

ENGELAND

In het Public Record Office te Londen worden bewaard de archieven van vele „Courts”, „Departments” en andere afdelingen van openbaar bestuur. De Staatsarchieven werden daarheen overgebracht ingevolge de Principal Act van 1838 en na de stichting van het Public Record Office. Er zijn nog vele staatsarchieven, die eveneens geacht moeten worden te behoren in dit algemene archiefgebouw te Londen, doch daarin nog niet zijn opgenomen, de zgn. „outlying” archieven. Verder zijn er talloze archieven van „counties”, „boroughs” enz. Aan het hoofd van het archiefwezen staat de „Master of the Rolls”. Verschillende archiefseries gaan zonder hiaten terug tot in de 12de eeuw, bijv. die van de „Exchequer”.

Vele archieven worden ook bewaard in het Britisk Museum. In tegenstelling tot de Nederlandse opvatting neemt men in Engeland het standpunt in, dat wanneer een archiefstuk eenmaal uit het archief, waar het organisch behoorde, is geraakt, het daar niet meer als archiefstuk, waaraan rechtskracht kan worden toegekend, kan terugkeren.

DUITSLAND

Het Reichsarchiv bevindt zich te Potsdam. In overeenstemming met de samenstelling van het Duitse Rijk uit vele kleinere eenheden, vindt men er ook vele Staatsarchive, Landesarchive en een groot aantal Stadtarchive, die eigen archivarissen hebben.

A. VAN DER POEST CLEMENT

ITALIË

Dit land is, ook buiten het Vaticaans archief (z Vaticaan) zeer rijk aan belangrijke archiefdepots. Het Algemeen Rijksarchief te Rome (tot voor kort Archivio del Regno) is te recent om de oudere depots in de grote provinciesteden te evenaren. In enkele dezer laatste (Archivio di Stato) zijn de archieven der Italiaanse staten van vóór

de eenmaking bewaard. De voornaamste zijn die te Venetië, Genua, Florence, Napels en Palermo.

SPANJE en PORTUGAL

Ook voor Spanje is het centrale rijksarchief (Archivo histórico national) te Madrid veel minder voornaam dan zekere provinciale archieven. Onder de laatste moet men vermelden het kroonarchief van Aragon (Archivo de la corona de Aragin) te Barcelona, een der rijkste van Europa voor de late middeleeuwen, het Archivo de Indias te Sevilla (koloniale geschiedenis) en vooral het archief van Simancas (bij Valladolid) , buitengewoon rijk voor de moderne geschiedenis (16de18de eeuw). In Portugal is het voornaamste archief dat van Torre do Tombo (Lissabon).

PROF. DR CH. VERLINDEN

v.s. VAN AMERIKA

Nadat het Amerikaanse Gouvernement 150 jaren zijn archieven had verwaarloosd, werd in 1935 een nieuw archiefgebouw te Washington geopend (The National Archives of the United States). Reeds vóór het gebouw in gebruik genomen werd, kwam de „National Archives Act” van 19 Juni 1934 tot stand, die als doel stelt het gebruik van de archieven ten dienste van de staat en van de wetenschap. Op grond van deze archiefwet geschiedt het publicatiewerk onder leiding van de „National Historical Publications Commission”. Dan is er nog een „National Archives Council”, die zorg draagt voor de regelmatige overbrenging van de departementsarchieven.

A. VAN DER POEST CLEMENT

Bibi., Lit.: Guide international des archives, Europe (Société des Nations, Institut international de coopération intellectuelle, 1934); Minerva-Handbücher, 2. Abteilung: die Archive, 1, Deutsches Reich, Dänemark, Estland, Finnland, Lettland, Litauen, Luxemburg, Niederlande, Norwegen, Österreich, Schweden, Schweiz, herausg. v. P. Wentzcke und G. Lüdtke (1932); P. Fedele en A.

Gallo: Guida storica e bibliografica degli archivi e delle biblioteche d’Italia (Roma 1932 vlg., 5 dln); F. Rodriguez Marin, Guia historica y descriptiva de los archivos, bibliotecas y museos arqueológicos de Espana (Madrid 1916); A. Ferräo, Os arquivos e as bibliotecas em Portugal (Coimbra 1920).