is de strijdwijze waarbij men de vijand afwacht in een zelf gekozen, ter verdediging ingerichte, versterkte terreinstrook, ten einde hem de toegang tot die terreinstrook en het daar achter gelegen gebied te beletten. Op deze wijze handelende kan met beperkte krachten een overmachtige tegenstander worden weerstaan, vernietiging der eigen troepen worden voorkomen en bestaat de mogelijkheid om de vijand uit te putten, omdat men in de verdediging een grotere vuuruitwerking kan verkrijgen dan met dezelfde middelen in de aanval mogelijk is en men in verhoogde mate partij kan trekken van het terrein.
Een beslissende overwinning is met de verdediging echter niet te bereiken. Deze strijdwijze is dan ook slechts gerechtvaardigd indien zij gebruikt wordt: hetzij plaatselijk, ten einde, op een deel van het front troepen uitsparende, elders met overmacht te kunnen aanvallen; hetzij op het gehele front, indien tijdelijk op geen enkel deel hiervan de voor een aanval vereiste overmacht kan worden verkregen.
In laatstbedoeld geval moet, zodra de krachtsverhouding door ontvangen versterkingen of ten gevolge van de aan de vijand toegebrachte verliezen te eigen gunste is gewijzigd, tot de aanval worden overgegaan. In beide gevallen verschaft de verdediging dus de mogelijkheid om aan te vallen.