Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Kazimierz BRODZINSKI

betekenis & definitie

Pools schrijver (Królówka 8 Mrt 1791 - Dresden 10 Oct. 1835), nam in 1809 dienst in het leger van het groothertogdom Warschau en maakte de oorlog tegen Rusland en de slag bij Leipzig mee. Hij vestigde zich in 1814 te Warschau en wist weldra in de culturele kringen toegang te vinden.

Hij werd secretaris van de Schouwburg, redacteur van het tijdschrift Pamietnik Warszawski (De Kroniek van Warschau), lid van de Vereniging der Vrienden van de Wetenschappen (Towarzystwo Przyjaciót Nauk), het voornaamste wetenschappelijk en ideologisch centrum van het land sedert het begin van de eeuw; sedert 1822 is hij hoogleraar in de Poolse letterkunde, in de stylistiek en de aesthetica aan de universiteit. Op al deze gebieden trekt hij weldra de algemene aandacht als de belangrijkste vertegenwoordiger van de geestesstromingen, die de jeugd bezielen. Een eersterangsrol speelde hij ook in de opstand van 1830-1831, waarvan hij eigenlijk de theoreticus was.Deze zeer vruchtbare en nuttige schrijver, die talrijke vertalingen leverde, o.m. van Schiller, Grillparzer, Herder, Ossian, Walter Scott, leek tussen 1820 en 1830, zelfs in de ogen van zijn scherpzinnigste tijdgenoten, ook in het buitenland, de voornaamste dichter van de jonge romantische school. Als scheppend kunstenaar echter is Brodzinski een figuur van de derderang. Hij scheen toen evenwel zeer nieuw, door het gevoel dat zijn hele œuvre doordrenkte en omdat hij er zo stoutmoedig de gedachten in uitsprak, waarvan hij vervuld was. Dit gevoel is vóór alles de gehechtheid aan zijn vernielde vaderland, het geloof in de toekomst van zijn land.

Reeds in zijn poëzie ontwikkelt zich dit gevoel in de richting van het Panslavisme (Brodzinski voelde zich verwant met de Tsjechen en hij stond in nauwe betrekking met de grote figuren van het Tsjechisch patriottisch romantisme) en op het einde van zijn leven in die van het nationaal messianisme (zowel door het hartstochtelijk verheerlijken van de morele waarden uit het vaderlands verleden als door het vergelijken van het lijden van Polen met het lijden van Christus). De ideeën horen thuis in de sfeer van een moraliserend en godsdienstig didactisme. Feitelijk is een deel van Brodzinski’s poëtische productie nauw verbonden met zijn geestelijke ervaringen als vrijmetselaar. Zijn geliefd genre is het bucolische, waarvan hij het voorbeeld vond bij Gessner, en dat bij hem evolueerde naar een steeds nationaler en steeds authentieker coloriet.

In dit genre schreef hij ook zijn dichterlijk meesterwerk, Wieslaw (1820). Tot zijn blijvende verdiensten dienen eveneens te worden gerekend zijn zeer eigenaardige experimenten op het gebied van het vers.

Het is echter vnl. als theoreticus dat Brodzinski tot heden van grote historische betekenis is gebleven. Als aestheticus heeft hij in de beroemde studie over het Classicisme en het Romantisme en over de geest van de Poolse poëzie (0 Klasycznosci i romantycznosci, tudziez o duchu poezji polskiej, 1818) het postulaat ontwikkeld van een nationale literatuur die oorspronkelijk dient te zijn, gegrondvest op het gevoel, verbonden met het verleden en met het volk en, overeenkomstig het landelijk karakter van het Poolse volk, bucolisch van bezieling. Daarentegen heeft hij de noodzakelijkheid niet gevoeld om diepgaande wijzigingen aan te brengen in de vorm.

Door zijn lessen in de Poolse letterkunde, die hij van 1822-1831 gaf en die in dln III-IV van de uitgave van 1872-1874 verschenen, was hij in zijn land de eerste geschiedschrijver van de literatuur. Brodzinski, als eerste, beschouwde de literaire schepping als een complex, waarin hij naast het individueel talent van de schrijver onderscheidt: de fysische gesteldheid van het land, het geheel van de maatschappelijke en culturele toestanden van de omgeving en de tijd, d.i. het cultuurpeil, de godsdienstige opvattingen, het politieke leven, de zeden en gebruiken. Hij vergeet geen ogenblik dat de Poolse cultuur afhankelijk is van de Westerse en telkens als hij vóór een nieuwe ontwikkeling in het literair verleden van zijn land staat, verwijst hij naar wat zich op hetzelfde tijdstip in het Westen heeft voorgedaan.

PROF. DR C. BACKVIS

Bibl.: Dziela (Werken), 10 dln (Wilno 1842-44, onvolledig); Pisma (geschriften), 8 dln (Poznah 1872-’74, onvolledig); Nieznane poezje (onuitg. gedichten) (Kraków 1910); Nieznane pisma proza (onuitg. prozaschriften) (Kraków 1910); Archiwum do dziejów liter, i ow oSw. w Polsce, dl XII. Critische en gecomment. uitg.: O klasycznosci i romantycznosci (Kraków 1920); Wybór poezyj (ibid. 1921); Mowy i pisma patrjotyczne (1926); Wspomnienia mojej mlodoéci (Jeugdherinneringen) (ibid. 1928).

Lit.: Van de zeer uitgebreide Poolse literatuur noemen wij Arabazin, Kazimir Brodzinskij i ego literatumaja dejatel’nost’ (in ’t Russisch) (Kiew 1891); Gubrynowicz, K. Br. Zycie i dziela, dl I 1791-1821 (Lwów 1917); Peccherski, Br. i Herder (Kraków 1916).

< >