Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

FREDERIK (Rooms Duitsland)

betekenis & definitie

naam van verschillende keizers en koningen van het ROOMS-DUITSE RIJK.

Frederik I,

van Hohenstaufen (ca 1123 - verdronken in de Salef, Kl.-Azië, 10 Juni 1190), bijgenaamd Barbarossa (Roodbaard), koning en keizer van het Duitse rijk (1152-1190), was een zoon van de hertog van Zwaben Frederik II en van Judith Welf, zuster van Hendrik de Trotse, hertog van Beieren en Saksen. Hij volgde in 1147 zijn vader op als hertog en nam bijna onmiddellijk daarop deel aan de Tweede Kruistocht (1147-1148). Bij de dood van zijn oom koning Koenraad III, die door zijn strijd tegen de Weflen het rijk had verscheurd, werd hij door de groten vrijwel met eenparigheid van stemmen op 4 Mrt 1152 te Frankfort tot koning gekozen, en op 9 Mrt 1152 te Aken gekroond. In zijn persoon hoopte men Welfen en Hohenstaufen te verzoenen.

Reeds onmiddellijk formuleerde de jonge, energieke vorst in een schrijven aan paus Eugenius III, het programma dat zijn hele regering zou beheersen: nl. de luister en de grootheid van het Heilige Roomse rijk herstellen. In Duitsland was hij snel de toestand meester, werkte er naarstig aan de uitbreiding van zijn persoonlijke macht als hertog van Zwaben, waarmede hij zijn keizerlijk gezag zocht te consolideren, en kwam opnieuw tussenbeide in de bisschopsverkiezingen. Ook in Italië en het koninkrijk Bourgondië wilde hij het prestige der keizers herstellen. Hierin werd hij krachtig bijgestaan door zijn kanselier, de bekwame Reinald van Dassel, later aartsbisschop van Keulen, die tot zijn dood in 1167 grote invloed heeft uitgeoefend op de vorst.

In de herfst van 1154 ondernam Frederik zijn eerste tocht over de Alpen: de weerstand was fel, en menige stad diende te worden ingenomen. Na door Hadrianus IV tot keizer te zijn gekroond (18 Juni 1155), kon hij slechts met moeite Rome verlaten, terwijl hij ook op de terugreis zich met geweld een weg moest banen (z Berner Kloof). Na zijn huwelijk in Juni 1156 met Beatrix, erfgename van de voornaamste graafschappen uit het koninkrijk Bourgondië, waardoor hij aldaar zijn invloed ten zeerste versterkte (30 Juli 1178 werd hij te Arles tot koning van Bourgondië gekroond), ging Frederik in Italië opnieuw tot de aanval over. Het voornaamste weerstandsnest Milaan moest capituleren (Sept. 1158), terwijl de overige Lombardische steden zich onderwierpen.

Op de rijksdag te Roncaglia (Nov. 1158) werd verordend dat alles wat in het verleden aan de staat had behoord — hertogdommen en graafschappen, tollen, munt enz. — in principe weer aan de souverein zou komen. De Lombardische steden waren voorlopig te zeer verdeeld om daadwerkelijk te protesteren, maar Hadrianus IV, die zich eveneens bedreigd zag, reageerde fel en scherp. Doch deze overleed reeds op 1 Sept. 1159. Bij de pausverkiezing op 7 Sept. 1159 drong de keizer de kardinalen een eigen candidaat op, maar tegenover zijn partijganger Victor IV kwam een tegenpaus, Alexander III, te staan, die echter voorlopig kon worden geweerd.

Inmiddels was Milaan opnieuw in opstand gekomen; het werd echter na een tweejarig beleg op 1 Mrt 1162 ingenomen en vernield. De overige Noorditaliaanse steden durfden zich niet meer roeren.

Op 20 Apr. 1164 overleed evenwel Victor IV. Reinald van Dassel zorgde wel is waar onmiddellijk voor een opvolger in de persoon van Paschalis III, doch de tegenpaus Alexander III zag met de dag zijn aanhang groeien, en kon zelfs in Nov. 1165 opnieuw Rome betreden. Ter zelfder tijd kwamen de Lombardische steden andermaal in opstand. Met een machtig leger kwam Frederik in 1166 weer naar Italië en bereikte in Juli 1167 Rome, waar hij zijn paus op de troon van Petrus plaatste; doch een epidemie decimeerde zijn leger en maakte al zijn veroveringen ongedaan.

Bijna als vluchteling moest hij de Alpen weer over, terwijl achter zijn rug de Lombardische steden zich aaneensloten tot de machtige Societas Lombardorum. Toen hij, jaren later, een nieuwe grote aanval ondernam, werd hij verpletterd in de bloedige slag van Legnano (29 Mei 1176). Frederik begreep dat het getij was gekeerd, verzoende zich met Alexander III die hij als paus erkende (24 Juli 1177), en sloot een voorlopige vrede met de Italiaanse steden (1 Aug. 1177). Door inwendige tweespalt loste de Lombardische stedenbond zich geleidelijk op, zodat, toen op 25 Juni 1183 de vrede van Konstanz werd gesloten, ’s keizers macht in Italië weer stevig gevestigd werd. Het gezag werd deze maal op meer soepele wijze uitgeoefend, zodat geen opstanden meer ontstonden.

Het weleer zo vijandige Milaan bereidde hem zelfs in Febr. 1185 een geestdriftige ontvangst. Ter zelfder tijd wist Barbarossa ook in Zuid-Italië de macht van zijn huis voor te bereiden door zijn zoon en opvolger Hendrik (z Hendrik VI) uit te huwen aan Constance, erfgename der Beide Siciliën (Jan. 1186).

De nederlaag te Legnano was grotendeels toe te schrijven geweest aan afvalligheid van zijn neef, de Welf Hendrik de Leeuw, hertog van Saksen en Beieren, die zich reeds sedert jaren zelfstandig en zelfs opstandig had gedragen: in 1178 waagde Frederik het zijn machtige bloedverwant aan te grijpen; in Jan. 1180 verklaarde hij hem zelfs van zijn rijkslenen vervallen en verdeelde deze. Op het toppunt van zijn macht vertrok Frederik in Mei 1189 voor de Derde Kruistocht. Hij verdronk op 10 Juni 1190 jammerlijk bij de overtocht van de Salef (Goek-Soe?) in Cilicië (Kl.-Azië). Hij werd opgevolgd door zijn zoon Hendrik VI.

Onder zijn bewind heeft het H. Roomse Rijk een laatste bloei en machtsontplooiing gekend. Al de successen en glorie van de keizer kunnen echter niet verhinderen dat hij in feite in niet geringe mate de ondergang van zijn dynastie en van het keizerlijk gezag heeft veroorzaakt door in het Italiaans avontuur zijn hulpmiddelen te verkwisten en voor die onderneming Duitsland te verwaarlozen. Daar heeft hij wel zijn gevaarlijkste tegenstander kunnen onderwerpen, maar om hierin te slagen heeft hij zijn greep op de kleinere vorsten op niet onaanzienlijke wijze moeten laten verslappen en aldus de kiemen van ontbinding verder laten voortwoekeren.

Frederik, die van zijn Italiaanse onderdanen de bijnaam Barbarossa heeft gekregen, heeft op vriend en vijand diepe indruk gemaakt, en is in de Duitse sage blijven voortleven als de grote nationale held die niet is gestorven maar slaapt, hetzij in de Untersberg bij Salzburg, hetzij in de Kyffhauser, om weer op te staan tot Duitslands redding wanneer de nood zich zou doen voelen, legende die evenwel oorspronkelijk — zij het onder heel andere vorm — betrekking had op zijn kleinzoon Frederik II en eerst in een volksboek van 1519 op Barbarossa is toegepast.

DR L. VOET

Lit.: Otto von Freising, Gesta Friderici imperatoris (M. G. H., SS. XX en in de 8° reeks „ad usum scholarum”); H.

Prutz, Kaiser Fr. I (3 dln, i87i-74); W. v. Giesebrecht, Gesch. d. deutschen Kaiserzeit, Bd 5 u. 6 (1888-1895); H. Simonsfeld, Jahrbücher des deutschen Reiches unter Fr.

I (1908); J. Jastrow en G. Winter, Deutsche Gesch. im Zeitalter der Hohenstaufen (2 dln, 1893-1901); K. Hampe, Fr.

Barbarossa und seine Nachfolger (in: Meister der Politik, dl III (1923); 2 de dr. (1923), dl I); W. Lenel, Der Konstanzer Frieden von 1183 und die ital. Politik Fr. Barbarossas (in: Hist.

Zeitschr. CXXVIII, 1923).

Frederik II

van Hohenstaufen (Jesi, bij Ancona, 26 Dec. 1194 - Fiorentino, bij Foggia, 13 Dec. 1250), was koning der beide Siciliën (11981250) en van Jeruzalem (1225-1250) en koning en keizer van het Duitse rijk (1212-1250). Frederik-Rogier zoals hij in feite heette, zoon van keizer Hendrik VI en van Constance, erfgename der beide Siciliën, werd op het einde van 1196 tot Rooms-koning — en dus tot troonopvolger van zijn vader — gekozen. Doch toen deze reeds het volgend jaar overleed, werd de driejarige knaap wel is waar koning der beide Siciliën (gekroond op 18 Mei 1198), doch in het Duitse rijk zelf werd hij voorbijgezien voor andere candidaten (z Philips van Zwaben; Otto IV van Brunswijk). Zijn moeder, regentes, overleed op 27 Nov. 1198, in haar testament paus Innocentius III verzoekend het regentschap over haar zoon waar te nemen.

Doch de jonge Frederik werd de speelbal van Duitse avonturiers die in beide Siciliën voor eigen rekening opereerden. Pas in 1208 slaagde de paus er in de anarchie enigszins te bezweren en aan de meerderjarig verklaarde koning — die in 1209 huwde met Constance van Aragon — een vrij gepacificeerd rijk over te dragen. In 1210 kwam Innocentius III in botsing met keizer Otto IV en bewerkte nu dat op een rijksdag te Neurenberg in Sept. 1211 Frederik tot koning van het Duitse Rijk werd gekozen. Daarop ging deze persoonlijk in Duitsland zijn tegenstander bekampen, en werd op 5 Dec. 1212 te Frankfort officieel tot Duits koning gekozen en op g Dec. gekroond te Mainz.

Niettemin begon hij pas de bovenhand te halen na de ongelukkige expeditie van Otto IV in Frankrijk, eindigend in de nederlaag van Bouvines (27 Juli 1214). Op 25 Juli 1215 werd Frederik herkroond te Aken, de officiële kroningsstad, en hij was practisch meester in het rijk toen zijn tegenstander op 19 Mei 1218 overleed.

In feite had deze door en door geïtalianiseerde Hohenstaufen enkel de macht in Duitsland willen veroveren om zodoende zijn grote droom, de heerschappij over Italië, te kunnen verwezenlijken. Zo snel mogelijk regelde hij de Duitse aangelegenheden, verleende de wereldlijke en vooral kerkelijke vorsten verregaande privileges (Confoederatio cumprincipibus ecclesiasticis, 1219), maar wist anderzijds te bereiken dat zijn jonge zoon Hendrik tot Rooms-koning werd verkozen (26 Apr. 1220) en het bestuur in het rijk waarnam. Dit ondanks de tegenstand der pausen, die de vereniging der beide Siciliën met het Duitse rijk — en daarmede de omsingeling van hun kerkstaat — niet gunstig gezind waren. Innocentius III had in 1212 Frederik, na zijn koningsverkiezing, zelfs verplicht afstand te doen van de troon van Sicilië ten gunste van zijn zoon Hendrik.

Doch de krachtdadige Innocentius was in 1216 overleden, en de veel zwakkere Honorius III gaf niet alleen zonder veel protest toe,

Frederik II

Rooms Duits keizer (Uit zijn geschrift over de jacht) maar kroonde zelfs op 22 Nov. 1221 Frederik tot keizer. Onmiddellijk daarop zette deze zich aan zijn reusachtige onderneming: de onderwerping van Italië. In zijn persoonlijk rijk, de beide Siciliën, werden de kleine vorstjes bevochten, een opstand der Mohammedanen onderdrukt, bestuur en rechtspraak gereorganiseerd. Terzelfder tijd wist hij door intriges en gezagsmisbruik zijn invloed te vestigen in het machtsgebied der pausen, Midden-Italië, terwijl hij van 1225 af eveneens in Noord-Italië begon te opereren, zij het hier voorlopig nog met weinig succes.

Op 18 Mrt 1225 overleed Honorius III, en kwam opnieuw een energieke paus op de troon van Petrus: Gregorius IX. Om deze milder te stemmen besloot Frederik eindelijk zijn reeds in Juli 1215 afgelegde, maar voortdurend uitgestelde belofte om een kruistocht te ondernemen, na te komen. Trouwens hij was nu meer rechtstreeks in de onderneming geïnteresseerd, daar hij in Nov. 1225 was hertrouwd met Isabella van Brienne, erfgename van het koninkrijk Jeruzalem. In Sept. 1227 vertrok hij, doch keerde schier onmiddellijk weer.

De verontwaardigde paus excommuniceerde hem terstond (29 Sept.). Op 28 Juni 1228 vertrok Frederik opnieuw. Meer door onderhandelen dan door strijd wist hij aan het koninkrijk Jeruzalem de heilige plaatsen en verscheidene kuststeden terug te bezorgen (overeenkomst van 18 Febr. 1229 met sultan Malik-al-Kamil van Egypte). De 17de Mrt 1229 zette hij zichzelf te Jeruzalem de koningskroon op het hoofd.

Maar dit ontwapende Gregorius IX niet, die van de afwezigheid van de keizer zelfs gebruik maakte om de beide Siciliën aan te vallen. Ontscheept op 10 Juni 1229, slaagde Frederik er in de toestand te herstellen, en kon hij ten slotte zelfs met de paus de vrede van San Germano (23 Juni 1230) sluiten waarbij hij, tegen enkele concessies, de opheffing van het interdict bekwam.

De Duitse aangelegenheden vroegen nu zijn aandacht — de pauselijke propaganda had hier eveneens haar werk gedaan — en koning Hendrik had gepoogd hiertegen te reageren door verregaande toegevingen. Frederik zag zich verplicht deze te ratificeren (Statutum in favorem principum, 1232), maar riep zijn zoon scherp tot de orde. Deze ging nu volop aan het intrigeren, en kwam in Sept. 1234 openlijk in opstand. De vertoornde vader keerde terug, nam Hendrik gevangen (Juli 1235) en verving hem in Febr. 1237 door zijn andere zoon Koenraad (z Koenraad IV).

Nu wendde de keizer zich met volle kracht tegen Noord-Italië: in de loop van 1236 en 1237 werden verschillende steden ingenomen, en op 27 Nov. 1237 werd te Cortenuova het leger van de Lombardische stedenbond verpletterd. Noord-Italië moest zich onderwerpen; te Rome zelf steeg de invloed van de keizer: 1237 zag het hoogtepunt van Frederiks macht. Doch reeds in 1238 staken de Lombardische steden weer het hoofd op. Genua en Venetië kwamen te hulp; ook Gregorius IX schaarde zich aan hun zijde en excommuniceerde opnieuw de keizer (30 Mrt 1238).

Ondanks enkele plaatselijke successen kon Frederik geen beslissende overwinning behalen, ook niet toen Gregorius IX in 1241 overleed en pas twee jaar later werd vervangen door Innocentius IV. Deze was een even krachtdadige persoonlijkheid als zijn voorganger. Op een concilie te Lyon (17 Juli 1245) verklaarde hij Frederik II vervallen van zijn rechten op zijn onderscheidene kronen.

Van Italië uit sloeg de onrust ook over naar Duitsland. In Mei 1246 werd Hendrik Raspe, landgraaf van Thüringen, tot tegenkoning gekozen, en na zijn dood, op 3 Oct. 1247, de graaf van Holland, Willem (II). De strijd was volstrekt hopeloos geworden toen Frederik II plots aan dysenterie overleed. Hij werd bijgezet in de kathedraal van Palermo.

In kerkelijke kringen ontstond naderhand de legende dat hij, als Antichrist, zich had teruggetrokken in de Etna, en nog eenmaal op aarde zou terugkeren, legende die later totaal vervormd op zijn grootvader Frederik Barbarossa is betrokken. Bekwaam, krachtdadig, zonder scrupules, realistisch aangelegd, een geboren diplomaat, steeds meester van zichzelf, helder van geest en snel van beslissing — het prototype van de latere Renaissance-vorst — is Frederik II desondanks het slachtoffer geworden van zijn, voor zijn machtsmiddelen te groots opgevatte, Italiaanse droom, waarvoor hij nutteloos de keizerlijke belangen in Duitsland heeft geofferd. Na hem ging het Hl. Roomse rijk in de anarchie van het Groot Interregnum ten onder.

Hij was overigens een zeer eigenaardige natuur —stupor mundi (verstomming der wereld) zeiden zijn tijdgenoten: een sensuele genieter en op godsdienstig gebied een scepticus, intellectueel zeer begaafd en onderlegd, beslagen in de wetenschappen, de astrologie, de kunst en de poëzie, verzamelaar van exotische dieren en schrijver van een boek over de jacht, De arte venandi cum avibus (over de kunst met vogels te jagen), waarin zeer accuraat de gedragingen der vogels worden beschreven.

DR L. VOET

Lit.: E. Winkelmann, Gesch. Kaiser Fr. des Zweiten und seiner Reiche (2 dln, 1863-’65); Idem, Kaiser Fr. II (2 dln, 1889-’97); A. di Stefano, L’idea imperiale di Frederico II (1927); E.

Kantorowicz, Kaiser Fr. der Zweite (2 dln, i927-3i); A. Brackmann, Kaiser Fr. II in „mythischer Schau” (Hist. Zeitschr. dl 140, 1929; herdr. in: Gesammelte Aufsätze, 1941, zie ook dl 141); F.

Kampers, Kaiser Fr. II, der Wegbereiter der Renaissance (Monogr. 2. Weltgesch., 1929); H. de Ziegler, Vie de l’empereur Frédéric II de Hohenstaufen (1935).

Frederik (III) van Habsburg

bijgenaamd de Schone (ca 1286 - Gutenstein 13 Jan. 1330), koning van het Duitse rijk (1314-1330), was de tweede zoon van Albrecht I, hertog van Oostenrijk en Duits koning (1298-1308). In 1306 kwam hij in het bezit van Oostenrijk en Stiermarken toen zijn oudere broeder Rudolf koning van Bohemen werd. Na de dood van keizer Hendrik VII koos een deel der keurvorsten hem tot Duits koning (19 Oct. 1314), doch een ander deel sprak zich uit voor Lodewijk, hertog van Opper-Beieren (z Lodewijk IV). Beiden werden op dezelfde dag (25 Nov. 1314) gekroond: Frederik te Bonn, Lodewijk te Aken.

Een troonstrijd brak uit, waarbij de Oostenrijkse partij minder werd geleid door de vrij onbeduidende Frederik dan wel door zijn broeder, hertog Leopold. Acht jaar lang bleef de weegschaal in evenwicht, tot Lodewijk IV op 28 Sept. 1322 te Ampfing bij Mühldorf a. d. Inn het leger van zijn tegenstander verpletterde en Frederik zelf gevangen nam. Drie jaar bleef deze gevangen op het kasteel Trausnitz, tot Lodewijk van Beieren, door zijn andere vijanden in het nauw gebracht, Frederik wist te bewegen zijn rechten te verzaken (13 Mrt 1325) en hem vervolgens in vrijheid stelde.

Dit evenwel onder beding dat Frederik zijn broeder overhaalde de overeenkomst te onderschrijven. Toen dit niet gebeurde, begaf Frederik zich opnieuw in gevangenschap. Doch Lodewijk wilde volstrekt een verzoening met de Habsburgers bewerken en stelde een dubbelregering voor (Juli 1325). Dit aanbod werd geweigerd, doch in Febr. 1326 overleed hertog Leopold en de Habsburgse partij verloor hiermede haar eigenlijk hoofd.

Lodewijk had het pleit gewonnen. Frederik trok zich terug naar Oostenrijk waar hij in Jan. 1330 overleed. Meestal wordt hem geen rangnummer gegeven onder de Duitse koningen, alhoewel men hem soms als Frederik III rekent (zodat de latere koning-keizer Frederik, als keizer het rangnummer III, als koning het rangnummer IV krijgt).

Lit.: H. Schrohe, Der Kampf der Gegenkönige Ludwig und Friedrich um das Reich bis zum Entscheidungsschlacht bei Mühldorf (Hist. Studiën, XXIX, 1902).

Frederik III van Habsburg (Innsbruck 21 Sept. 1415 - Linz 19 Aug. 1493), koning en keizer van het Duitse rijk (1440-1493) — als koning Frederik IV, als keizer Frederik III —, erfde van zijn vader, hertog Ernst van Stiermarken en Karinthië, in 1424 eerstgenoemd hertogdom. Hij werd na het overlijden van zijn bloedverwant Albrecht II tot koning van het Duitse rijk gekozen op 2 Febr. 1440 (gekroond te Aken, 17 juni 1442), en was de laatste Duitse vorst die te Rome door een paus tot keizer werd gekroond (19 Mrt 1452). Eergierig en met een mystiek geloof in de toekomst van het Huis Habsburg (vandaar zijn spreuk: A.E.I.O.U. = Austriae Est Imperare Orbi Universo, of Alles Erdreich Ist Oesterreich Untertan) was hij veel te zwak en te weinig energiek om hiervoor iets te doen. Zijn enige offensieve onderneming — een poging de Habsburgse machtspositie in Zwitserland te herstellen — liet hij door Franse troepen uitvoeren; zij eindigde in een smadelijke nederlaag (1443-1444).

In Duitsland zelf liet hij de vorsten begaan: van 1444-1471 woonde hij geen enkele rijksdag bij. In feite was hij er enkel om bekommerd zijn titel te behouden en geen tegenkoning te zien opdagen. Voogd van de jonge zoon van Albrecht II, Ladislas, liet hij diens landen — Opper- en Neder-Oostenrijk, Bohemen, Hongarije — eveneens betijen. Toen Ladislas in 1457 overleed kon Frederik zijn aanspraken op Bohemen en Hongarije niet doorzetten, en moest hij, waar het de Habsburgse erflanden betrof, het zelfs tot een vernederend verdelingsverdrag laten komen (Jan. 1458) waarbij hij enkel Neder-Oostenrijk behield, terwijl hij aan zijn broeder Albrecht Opper-Oostenrijk, en aan zijn neef Sigismund Tirol moest afstaan.

Kort daarop verhief zijn broeder Albrecht zich zelfs openlijk tegen hem, en rukte met de hulp van Bohemen tegen Wenen op. Albrecht overleed echter in Nov. 1463, waardoor Frederik de Habsburgse erflanden voor het grootste deel kon herenigen. Zijn moeilijkheden namen daarmede echter niet af: opstanden en invallen van Turken, Tsjechen en Hongaren keerden steeds weer terug. Van 1481 af ondernam de Hongaarse koning, Mathias Corvinus, zelfs de systematische verovering van Neder-Oostenrijk, en vestigde zich te Wenen, tot ook zijn dood, op 6 Apr. 1490, Frederik van deze gevaarlijke tegenstander bevrijdde, en zijn heel wat krachtdadiger zoon Maximiliaan de verloren gegane territoriën kon heroveren.

Deze had inmiddels, in 1477, door zijn huwelijk met de erfdochter van het Bourgondische Huis, Maria, de Habsburgse dynastie voet doen vatten in de Nederlanden en zich in Febr. 1486 tot Rooms-koning — en dus tot troonopvolger van zijn vader — laten kiezen. Persoonlijk te weinig energiek om iets te bereiken, is keizer Frederik zeer goed door de omstandigheden gediend. Zijn regering staat dan ook aan het begin van de grote machtsontplooiing van Oostenrijk.

DR L. VOET

Lit.: J. Ghmel, Gesch. Kaiser Friedrichs IV und seines Sohnes Maximilian I. (2 dln, I84O-43); J. Martens, Die letzte Kaiserkrönung in Rom (1900); A.

Bachmann, Deutsche Reichsgesch. im Zei tal ter Fr. III, und Max. 1.(2 dln, 1884-’94); V. v. K r a u s, Deut sche Gesch. zur Zeit Albrechts II. und Fr.s III. ( Deutsche Gesch. im Ausgange des Mittelalters, dl I, 1905); A. Huber, Gesch.

Oesterreichs, dl III (1888); M. Vancsa, Gesch. Nieder- und Oberoesterreichs, dl II (1927).

< >