Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

DUITSE RIJK

betekenis & definitie

was vóór 1945 de naam van de staat, waarin de politieke eenheid van Duitsland was belichaamd. In de 9de eeuw ontstond uit de nalatenschap van Karel de Grote het Oostfrankische rijk.

De koning van dat Rijk, Otto de Grote, werd in 962 door de paus tot keizer van het Westromeinse Rijk gekroond. Sedertdien sprak men van Roomse Rijk of Heilige Rijk, later van Heilige Roomse Rijk. Dit Rijk omvatte, naast het eigenlijke Duitsland, ook de Nederlanden (met uitzondering van West-Vlaanderen), Zwitserland, Oostenrijk, Bohemen, Moravië, het Noorden van Italië en het Oosten van Frankrijk. In de 17de eeuw, toen de niet-Duitse delen van het Rijk daar grotendeels van waren afgescheiden, kwam de naam Heiliges Römisches Reich deutscher Nation in zwang. Dit Rijk bestond tot 1806. Van dit jaar tot 1871 bestond er geen Duits Rijk. Wel waren de Duitse staten (met inbegrip van Oostenrijk) van 1815 tot 1866 in een Duitse Bond verenigd, die echter niet het karakter van een staat droeg. In 1866 werd opgericht de Noordduitse Bond, die echter slechts ongeveer de helft van Duitsland omvatte. In 1871 eindelijk sloten de Zuidduitse staten (behalve Oostenrijk), zich met deze Bond aaneen tot het Duitse Rijk. Deze naam bleef sindsdien behouden tot 1945, dus zowel onder het keizerrijk, als onder de republiek van Weimar en het Derde Rijk van Adolf Hitler. Voor de verdere geschiedenis zie Duitsland.

< >