Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

FREDERIK (Utrecht)

betekenis & definitie

naam van vier Utrechtse bisschoppen.

Frederik I, 8ste bisschop van Utrecht (ca820838), Heilige, zoon van een Friese adellijke familie, werd reeds vroeg aan de zorg van bisschop Ricfried van Utrecht toevertrouwd en na volbrachte studiën door deze zelf tot priester gewijd. Na de dood van Ricfried volgde hij zijn leermeester op, daartoe door volk, geestelijkheid en keizer Lodewijk de Vrome aangespoord. Als bisschop herstelde Frederik de goede zeden op Walcheren en preekte te zamen met St Odulphus te Stavoren en omstreken. Hij gold voor een der geleerdste mensen van zijn tijd en stond o.m. in correspondentie met Hrabanus Maurus, abt van Fulda, later aartsbisschop van Mainz.

Mogelijk is hij de auteur van een biografie van Bonifacius. Volgens zijn ii de eeuwse biograaf Odbert zou hij onophoudelijk de keizerin Judith haar losbandig leven verweten hebben, zodat deze uiteindelijk twee sluipmoordenaars zond, die hem na afloop van het misoffer gedood zouden hebben. Hij wordt als een martelaar vereerd. Zijn feestdag is 18 Juni.

Lit.: P. Albers S. J., De H. Frederik, VIIIste bisschop van Utrecht, in: Archief voor de Geschiedenis van het Aartsbisdom Utrecht, XX (1893), blz. 1 volg. en blz. 259 volg.; J.

Romein, Noord-Nederlandsche geschiedschrijving in de Middeleeuwen (1932), blz. 12.

Frederik II van Sierck, 43ste bisschop van Utrecht (1317 - 1322), aanvankelijk proost van St Pieter, werd in Sept. 1317, ruim drie maanden na de dood van Guy van Henegouwen door toedoen van graaf Willem III van Holland tot bisschop van Utrecht gekozen. Deze verkiezing werd op 21 Nov. door de paus bevestigd. Bisschop Frederik sloot vele verdragen met Holland, die aan de graaf meer en meer invloed in de Stichtse zaken gaven. Hij voerde een groot proces tegen de Domproost Floris van Jutfaas inzake de begrenzing van bisschoppelijke en aartsdiaconale rechtsmacht.

In 1318 vaardigde hij synodale statuten voor het bisdom uit. Onder zijn bewind werd een aanvang gemaakt met de bouw van de nieuwe Domtoren. Hij overleed 20 Juli en werd in de Dom begraven.

Lit.: R. R. Post, Geschiedenis der Utrechtsche bisschopsverkiezingen tot 1535 (1933), blz. 86 volg.

Frederik III van Blankenheim, 51ste bisschop van Utrecht (1393-1423), geboren ca 1355 uit een adellijk geslacht uit de Eifel, werd reeds op 20-jarige leeftijd bisschop van Straatsburg. Hier bracht zijn heerszucht hem in zulke moeilijkheden, dat hij herhaaldelijk naar een andere zetel uitzag en zich ten slotte tevreden stelde met het veel armere Utrecht, waar hij door toedoen van zijn neef, hertog Eduard IV van Gelre, verkozen werd. Wel is waar beschouwde de paus deze verkiezing als onwettig, maar hij benoemde Frederik toch motu proprio als bisschop van Utrecht (7 Juli 1393). Als kerkvorst stichtte bisschop Frederik vele kerken en kloosters, bestreed vele vormen van ketterij; hij nam de „moderne devotie” in zijn bijzondere bescherming (stichting van fraterhuizen).

In het Grote Schisma stond hij aan de kant van de paus van Rome en sloot zich dadelijk aan bij Martinus V, de in 1415 te Konstanz gekozen paus. Als wereldlijk vorst herstelde hij het gezag van de bisschop in alle delen van het Sticht en verbeterde de rechtspleging. In 1395 onderwierp hij de kastelein van Coevorden, die Drente onafhankelijk regeerde, in 1405 en 1419 moest de stad Groningen wederom het bisschoppelijk gezag erkennen, in Overijsel werden Almelo, Kuinre en Vollenhove onderworpen. Hij steunde de Hollandse graaf tegen de heren van Arkel en tegen de hertog van Gelre.

In 1416 ontving hij te Nijmegen van keizer Sigismund de investituur en nieuwe belening van alle leengoederen enz. van het Rijk afhankelijk. Bisschop Frederik overleed op 9 Oct. 1423 op het kasteel Horst en werd te Utrecht begraven.

Lit.: L. C. M. Schmedding S.

J., De regeering van Frederik van Blankenheim (Proefschr. Leiden 1899); R. R. Post, Geschiedenis der Utrechtsche bisschopsverkiezingen tot 1535 (Utrecht 1933), blz. 119-126.

Frederik IV van Baden, 56ste bisschop van Utrecht (1496-1517). Nadat bisschop David van Bourgondië 16 Apr. 1496 overleden was, kozen de Utrechtse kapittels onder pressie van keizer Maximiliaan I 13 Mei diens neef Frederik van Baden, thesaurier ten Keulsen Dom, tot opvolger. Deze was in 1455 geboren als zoon van markgraaf Karel van Baden en Catharina van Habsburg, zuster van keizer Frederik III. 20 Sept. werd deze verkiezing door de paus bevestigd. Bisschop Frederik moest vele oorlogen voeren in verband met de strijd van Karel van Gelre met de Habsburgers.

In 1510 verjoeg hij met behulp van de keizerlijke veldheer Floris van Egmond de Geldersen uit Overijsel. In 1512 en 1514 voerde hij in Drente strijd. Een poging in 1514 om de zetel van Utrecht met die van Metz te ruilen mislukte door het krachtig verzet van Maximiliaan. Door toezegging van een jaargeld bewerkte Karel V, dat bisschop Frederik begin 1516 zijn diocees in handen van de paus afstond.

Deze benoemde Philips van Bourgondië tot opvolger, maar het duurde nog tot Mei 1517 voordat de Staten van Utrecht zich met deze gang van zaken konden verenigen en de nieuwe bisschop zijn intocht in Utrecht kon houden. Daarna vertrok Frederik naar Lier, waar hij op 24 Sept. overleed. Hij werd begraven in de Stiftskirche te Baden-Baden, waar een praalgraf voor hem opgericht werd. DR F.

KETNER

Lit.: A. J. van de Ven, De graftombe van bisschop Frederik van Baden, in: Jaarboekje van ,,Oud-Utrecht” 1947 en 1948, blz. 62 vlg.

< >