Grieks dichter en rechtsgeleerde (Kastoria, Macedonië, Mei 1772 - Walachije 29 Jan. 1847), studeerde te Boekarest daarna te Boedapest geneeskunde en te Padua rechten. In tegenstelling met de meeste geleerden van zijn tijd, die de antieke taal als ideaal voor ogen hadden, schreef hij in de gesproken taal sierlijke berijmde verzen, die toen buitengewoon indruk maakten.
Een drama Achilleus werd met groot succes opgevoerd. Als hoog ambtenaar onder Johannes Karatzas, de Griekse gouverneur van Walachije, werd hij door hem belast met het schrijven van een wetboek, dat naar inhoud zowel als taal bijzonder vooruitstrevend voor zijn tijd is. Dit is het eerste monument van Nieuwgriekse rechtsgeleerdheid (laatste uitg.: Zepos, Jus Graecoromanum, dl VIII, Athene 1931). Voor de Nieuwgriekse staat, die toen gegrondvest werd, schreef hij Politieke Parallellen (Parijs 1833, in het Grieks), een boek dat een sterke invloed heeft gehad op het politieke leven van modern Griekenland.Bibl., lit.: Chr. is door alle critici behandeld, zowel van zijn tijd, als van later: Karl Iken Leukothea (Leipzig 1825); J. Rizo Neroelos, Cours de littérature grecque moderne (Genève 1828) E. Legrand-H. Pernot, Bibliographie ionienne,dl I (Paris 1911).