Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 24-01-2022

Arianisme

betekenis & definitie

zo geheten naar Arius (zie hieronder), is de naam van één der beide stromingen in de Kerk, waardoor onder keizer Konstantijn de grote dogmatische worsteling daarbinnen ontbrandde om de Christologie* en haar betekenis voor de verlossing der gevallen mensheid.

In het N.T. beschouwde men den Christus „naar het Vlees” öf „naar de Geest”, doch verwarde zich niet in definities. Maar zowel de vroomheid als het definiërende denken van de Griekse geest dreven tot scherper formulering in termen als „logos” en „physis” (natuur). De Stoïsche „logos” was de tussenschakel tussen de on veranderlijke godheid en de vergankelijke kosmos. Een logos-Christologie leidde dus vanzelf tot de voorstelling van een inferioriteit van den Logos-Zoon t.a.v. God den Vader, daar deze toch door den Vader geschapen en dus niet eigenlijk God zou zijn. Origenes hief dit bezwaar op door op de drie onherleidbaarheden („hypostasen”) in de Godheid te wijzen (zijn, redelijkheid, heiligheid) en den Zoon als tweede hypostase op te vatten.

Maar naast deze logos-hypostase-Christologie bestonden oudere en andere vormen. Arius, uit Libye omstreeks 300 naar Alexandrië gekomen, presbyter aan de Baukaliskerk, scherpzinnige geest, asceet, reeds de ouderdom naderend, kwam daar in strijd met zijn bisschop, Alexander, die leerde, dat Christus „van eeuwigheid af gegenereerd” was zoals dit in de hypostaseleer paste. Zoals de zon nl. eeuwig licht uitstraalt, wordt de Zoon eeuwig „gegenereerd”. Arius had zich vastgebeten in de verouderde Griekse leer van volmaaktheid = onveranderlijkheid en in de stelling, dat scheppen = maken. Daarom stelde hij: God alleen is ongeschapen, zonder aan vang, eeuwig, oorzaak aller dingen. Vóór de schepping der wereld heeft God den Zoon geschapen, van den Vader verschillend, Hem gelijkend (het bekende homooesios), doch niet één van wezen.

Zijn goddelijke eigenschappen zijn Hem geschonken en Hem komt niet dezelfde eer als den Vader toe („Eere zij den Vader door den Zoon in de H. Geest”). Toch is hij onderscheiden van alle schepselen en reeds in zijn praeexistentie met heerlijkheid omstraald, derhalve ook God. Hij heeft een menselijk lichaam aangenomen en aldus is de Logos tot lijden bekwaam geworden. Dit lijden vatte Arius waarschijnlijk als een juridische noodzakelijkheid op, terwijl het in werkelijkheid om een irrationele feitelijkheid ging, nl. een omzetting in de onzichtbare wereld, waardoor goddelijke kracht tot herschepping vrij moest komen. Om deze rationalistische leer zette Alexander op een synode van 100 Egyptische en Libysche bisschoppen (320) Arius af.

Hij vond een toevlucht bij Eusebius, bisschop van Nicomedië en den groten Eusebius, bisschop van Caesarea. In Nicomedië schreef hij dan zijn Thalia, waarin hij, ten dele in verzen, zijn opvatting van de leer uitéénzette. Middelerwijl was uit de kleine vonk een groot vuur ontbrand en keizer Constantijn vreesde dat de eenheid des Rijks schade zou lijden zo er geen eenheid van leer meer zou zijn en beschreef een oecumenisch concilie naar Nicaea in Bithynië (325). Daar vergaderden een 250 bisschoppen, meest Griekse en, uit het O., ook een Gothische. De keizer heeft deze eerste grote kerkvergadering geopend en zich voorts onder de bisschoppen neergezet. Dan is het Athanasius (295-373) die handhaaft: God zelf is in de mensheid ingegaan, want slechts zó kon de mensheid verlost worden.

De Zoon is wel onderscheiden van den Vader, maar niet inferieur, doch met Hem wezensgemeen (homooesios). De Zoon behoort niet tot het geschapene, hij is uit het wezen Gods, zoals het licht uit de zon. Het Gr. oesia betekent „substantie”, maar dat sluit samengesteldheid niet uit: melk bijv. is mia oesia, één substantie. Eén oesia kan dus bijv. uit drie „hypostasen” bestaan, die onafscheidelijk onderscheiden zijn en ieder het praedicaat homooesios moeten dragen. „Wezen” is dus een gebrekkige vertaling voor oesia en „persoon” evenzo voor hypostase. Na lange beraadslaging, niet zonder invloed van vrees voor den keizer, volgde de veroordeling van Arius, met wien ten slotte slechts twee bisschoppen het hielden. Hijzelf werd verbannen, wat hij schreef verbrand.

Maar dit kon nog niet het einde zijn, daar zulke formules een element van beeldspraak bevatten, dat wijziging in het eigenlijk bedoelde toelaat. Onder velerlei invloeden wijzigde zich de mening der meerderheid en die van den keizer. Athanasius werd naar Trier verbannen, Arius teruggeroepen, om in Constantinopel openlijk in zijn eer te worden hersteld (336). De avond te voren overvielen hem hevige ingewandspijnen, waaraan hij in enkele minuten stierf, niet zonder schijn van vergiftiging. Over de naar hem genoemde, vaak door concessies gewijzigde, leer zegevierde, onder wisselende politieke invloeden, in het O. en W. die van Nicaea, schoon vele Germaanse stammen het Christendom niet anders dan Ariaans hebben gekend. Onder Theodosius I (379-395) ging het Arianisme onder en op het Concilie van Constantinopel (381) werd de homooesie ook van de H.

Geest met den Vader en den Zoon uitdrukkelijk uitgesproken. Arius’ naam werd bij uitnemendheid het brandmerk voor eiken ketter. Arianisme in enige vorm vertoonde zich telkens bij die — meest door enige vorm van contemporain rationalisme aangetaste — groepen, die van de godheid des Zoons schade vreesden voor de alleenheerlijkheid des Vaders. PROF. DR J. DE ZWAAN

Lit.: A. d’Alès, Le dogme de Nicée (Paris 1925) ;P. Batiffol, Les sources de Phistoire du concile de Nicée (Echos d’Orient 1925 en 1927); voorts vakencyclopaedieën, Dogmengeschiedenissen, Kerkgeschiedenissen, Patrologieën s.v.