Definities van Scheldwoordenboek in de Ensie B
- bijbelmajoor
- bijbelneuker
- bijenkorfpunk
- bijgoochem, wijgoochem
- bijlmervulling
- biljartbal (met schaamhaar)
- billenartiest; billenbeffer, billenmaat, billenvrijer, billenwerker
- billenknijper
- billie
- billie turf
- bimbo (1)
- bimbo (2)
- bin laden
- binladenteef
- bitch
- blaaskaak
- blaataap
- blagueur
- blanc-bec
- blank omheen
- blauwbaard
- blauwe
- blauwkiel
- blauwkous
- bleekneus
- bleekscheet, bleeksmoel, bleekzak
- bleitsmoel
- blije eikel
- blikken dominee
- blikken jezus
- bliksem: flauwe bliksem, laffe bliksem, stomme bliksem, wilde bliksem
- blinde vink
- bloedhond
- bloedlijer
- bloedzuiger
- bloemkool
- bloemzak
- blokhoofd (1)
- blokhoofd (2)
- bloodaard
- bobbekop
- bobbertje
- bobo
- boche
- bochel, bocheljoen
- boeffer
- boeglul
- boeier
- boekenjood
- boekenwurm
- boender
- boer (1)
- boer (2)
- boer (3)
- boer (4)
- boer(5)
- boer(5)
- boeren(kar)hengst
- boeren(kar)hengst
- boerenhufter, boerenkaffer, boerenkinkel, boerenkloot, boerenknurft, boerenlul, boerenlummel, boerenpummel
- boerenkoolslijper
- boerenluiskanarie
- boerenmetworst
- boerentrien
- boertje van buuten
- boessie
- bojo
- bok (1)
- bok (2)
- bok (3)
- bok (4)
- bokkenlul
- bokkenpoot
- bokkenrijder
- bokkenslinger
- bokkinees
- bokking: eigenwijze bokking
- boksbaard
- bol
- bolle
- bollie, bollo
- bolsjewiek
- bombariemaker, bombariezak
- bonenknoper
- bonenstaak
- bonenteller
- bonenzifter
- bonkfout
- bopo
- bosaap (1)
- bosaap (2)
- bosduivel
- boskakker
- bosneger, bosnikker
- bosneuker
- boterberg
- boterkoekjood
- boterletter, boterlul
- botmuil
- botterik