Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

boer (3)

betekenis & definitie

(meestal meervoud) (sport) vaak: boeren van Zuid: minachtende benaming voor supporters van Feyenoord. Een hatelijk lied heeft de strofe ‘O, wat zijn die boeren stil!’ De term komt van Ajax-supporters, maar wordt eveneens gebruikt door fans van de grotestadsclubs voor clubs uit de provincie.

Als PSV van Ajax wint, zingen ze in Eindhoven: ‘De boeren met de poen, die worden kampioen.’ Hieruit blijkt dat de benaming is overgegaan als geuzennaam. De angel wordt hiermee uit het scheldwoord gehaald.

Zie ook kankerboer en kutkankerboer.In hetzelfde absurde maar ingesleten vocabulaire past de betiteling ‘boeren’ voor bijvoorbeeld de supporters van Feyenoord, die het Ajax-legioen in de Rotterdamse Kuip gebruikt. (NRC Handelsblad, 05/09/1986)

De scheldwoordenschat in Nederlandse voetbalstadions is ontstellend simplistisch van aard. Iedereen die niet uit de Randstad komt, is een ‘boer’, supporters van clubs in de buurt van de oostgrens heten ‘moffen’ of ‘NSB’ers’, Amsterdammers zijn ‘joden’ en MW’ers ‘vlaaien’. Omgekeerd hebben supporters van De Graafschap en PSV het woord ‘boer’ als geuzennaam geannexeeerd, in ‘wij zijn superboeren’, zoals ook Ajacieden zingen dat ze ‘superjoden’ zijn. (Elsevier, 09/11/2002)

< >