vormen de orde Blennoidea (zie vissen), die gekenmerkt is doordat de buikvinnen vóór of zelden onder de borstvinnen zijn ingeplant, terwijl de rug- en aarsvin lang zijn. Het zijn meest kleine visjes, die in zee, vooral aan de kust, leven.
Enkele vormen komen in zoetwater voor, andere zijn diepzeevissen.Van de vele hiertoe behorende families noemen wij:
1. Blennidae of eigenlijke Slijmvissen, die naakt zijn en waar de buikvinnen uit 2-4 stralen en een verborgen stekel bestaan. Van het geslacht Blennius, dat een grote verspreiding heeft en waarvan één soort in sommige Italiaanse meren leeft, komen aan de Nederlandse kust voor: de Slijmvis (B. laevis), die alleen aan de Zeeuwse kust tamelijk gewoon is. Een tweede soort, de Gehoornde Slijmvis (B. gattorugine) is in Nederland slechts enkele malen waargenomen. Bij het geslacht Salarias en verwante geslachten, die vooral in Indonesië en bij de Zuidzee-eilanden talrijk zijn, zijn de vele kleine tandjes in de kaken beweegbaar.
2. Pholidae of Botervissen, met zeer kleine schubben. De rugvin bestaat uitsluitend uit stekelstralen. De Botervis (Centronotus gunellus) (zie vissen) is aan beide zijden van de Atlantische Oceaan verspreid en komt in Nederland in de Zeeuwse en Zuidhollandse stromen zowel als in de Waddenzee vrij algemeen voor.
3. Zoarcidae of Puitalen, met kleine schubben. Een staartvin ontbreekt meestal. Kleine tanden in de onderkaak, geen tanden in de bovenkaak. Levendbarend. De Puitaal (Zoarces viviparus) komt van de Poolstreken tot de Franse kust en in de Oostzee voor. In Nederland op ongeveer dezelfde plaatsen als de Botervis, doch talrijker. In Noord-Holland wordt de Puitaal „Magge” genoemd. De naam Puitaal wordt ook gegeven aan de Kwabaal (zie Schelvisachtigen).
4. De Brotulidae sluiten zich bij de Zoarcidae aan. Het zijn diepzeevissen, met uitzondering van de geslachten Stygicola en Lucifuga, die in zoetwater leven, en wel in grotten op Cuba (zie Holendieren).
5. Anarhichadidae of Zeewolven, met grote sterke tanden in de kaken en op het verhemelte. De rugvin heeft buigzame stekelstralen, de aarsvin alleen zachte stralen. Buikvinnen ontbreken. De Zeewolf (Anarhichas lupus) wordt tot 70 cm lang en is door zijn grootte en zijn smakelijk vlees de enige Blennoide van economisch belang. Deze soort komt aan beide zijden van de Atlantische Oceaan voor en is talrijk in het N. deel van de Noordzee. Zeldzaam aan de Nederlandse kust.
6. Clinidae, waarbij de rugvin uit vele stekelstralen en weinig weke stralen bestaat. Deze familie is vooral op het Zuidelijk Halfrond talrijk vertegenwoordigd (zie Klipvissen).
7. Carapidae (vroeger: Fierasferidae). Deze langgestrekte, naakte visjes zijn merkwaardig doordat de aarsopening ver naar voren, onmiddellijk achter de kop is gelegen, wat wel in verband zal staan met hun gewoonte in zeekomkommers, zeesterren, manteldieren of oesters te leven. Zij komen aan de kusten van warme delen der drie oceanen en in de Middellandse Zee voor.
PROF. DR L. F. DE BEAUFORT