Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

HOLENDIEREN

betekenis & definitie

vormen de eigen fauna van holen en grotten. Het nadeel dat daar duisternis heerst en de dieren hun voedsel op de tast of door de reuk moeten vinden, wordt goed gemaakt doordat de temperatuur en de vochtigheidsgraad, vooral in diepere grotten, slechts weinig schommelen.

Wij kunnen in de holenfauna onderscheiden (toevallige bewoners daargelaten): 1. dieren die hun gehele leven ondergronds slijten, en 2. dieren die de grotten als schuil- of broedplaats gebruiken. De eerste zijn geheel aan het leven in het donker aangepast. Het zijn spinnen, slakken, vooral echter insecten, in het bijzonder kevers, maar ook sprinkhanen en springstaarten, die in kalkgrotten zeer talrijk kunnen zijn en leven van wat het doorsiepelende water aan eetbaars meevoert. Vele van deze echte holendieren zijn gekenmerkt door zeer lange poten of voeldraden, zoals bij de grottensprinkhanen, die als tastorganen dienst doen. Blindheid treedt vaak bij echte holendieren op, ook bij waterdieren, die in ondergrondse stroompjes voorkomen, zoals bij vele vissen (z slijmvissen, snoekvissen) en bij salamanders*. Meestal zijn deze dieren ook pigmentloos, wat ook bij de landdieren in de grotten dikwijls het geval is.

In zeer oude grotten, die sinds duizenden jaren geïsoleerd zijn, vinden wij dikwijls soorten die nergens anders worden gevonden. De tweede groep holendieren omvat die soorten, welke de grotten als schuilplaats gebruiken, maar hun voedsel buiten de grot zoeken, zoals vossen, wezels, muizen en vleermuizen. Deze laatste gebruiken in gematigde streken de grotten om daarin te overwinteren. Ook vele slakken, pissebedden, duizendpoten, kevers en vlinders overwinteren in grotten. Veelal zijn het dezelfde soorten, die wij ’s winters ook in onze huizen aantreffen. Vleermuizen werpen ook hun jongen in de grotten en vele vogels broeden daar, zoals de Salanganen (z grootvleugeligen) en de Vetvogels (z geitenmelkers).

Deze tweede groep holendieren is van bijzonder belang voor het leven in de grot, omdat zij door hun uitwerpselen, voedselresten en door hun lijken de grot van voedsel voorzien. Vele van de echte holendieren leven van de guano, die wij in door vogels of vleermuizen bewoonde grotten aantreffen. PROF. DR L. F. DE BEAUFORT

< >